| |
IV
Het duurde twee weken voor ze hem weer groette, stuurs. En daarna moesten er nog vijf dagen voorbij gaan voordat ze tot een gesprek kwamen.
- Mijn excuses, werkelijk.
- Nou ja... Maar 't was afschuwelijk.
- 't Zal niet weer gebeuren.
Waarom zei hij dat? Wat hadden ze met elkaar te maken? Was het, omdat ze er milder uitzag? Tot dusver had ze haar oliegladde haar in een strakke scheiding gedragen, maar blijkbaar had ze een kundige kapper gevonden, die het haar los had geknipt en gegolfd, het glansde diepblauw en zacht langs de oren. Ze zag er nu uit, of ze een belangrijk bezoek moest afleggen, of naar een betere baan ging solliciteren, in elk geval: alsof ze op de drempel naar een ander leven stond.
- Het staat je goed, dat haar zo.
- 't Begon me te vervelen, 't was zo stijf.
Zou er een nieuwe, jolige onderwijzer op haar school zijn gekomen?
Ze zei: - Jíj ziet er ook beter uit. Niet meer zo slap onder je
| |
| |
ogen. Was het na zo'n korte tijd al te zien, dat hij regelmatiger leefde? Op de krant hadden ze gezegd: - Pas een beetje op je gezondheid, zeg. Ze hadden gelijk, hij moest zijn best doen, en hij was weer zuiniger met zijn geld omgesprongen, dronk weinig meer dan een glas wijn op zijn kamer. De avontuurtjes aan de kade waren definitief voorbij, hij vond ze te kostbaar, en thuis durfde hij niets te beginnen met Selma zo dicht in de buurt. Ze liep weer bij hem binnen als vanouds, voor het lenen van een pannetje, lucifers. En 's avonds nam hij haar mee naar een film, en vooral de vrijdag was een fijne dag voor haar, bioscoop in, bioscoop uit, en 's avonds bleef ze bij hem opzitten tot hij zijn recensies klaar had. Maar als ze daarna afscheid van elkaar namen, met een koel handzwaaitje, had hij altijd de pest in, het bleef een onwerkelijke situatie, op de één of andere manier voelde hij zich in de maling genomen. Toch pakte hij haar nooit beet, haar neutrale oogopslag weerhield hem daarvan. Maar hij dacht steeds: als ze eerst maar weet wat het is. De zeven wereldzeeën! Maar hoe stak men bij Selma van wal? En moest dat niet eens gebeuren? Hij was toch al twee en dertig! Op een vrijdagnacht, toen hij op zijn schrijfmachine zat te werken, en ze heel huiselijk en tegelijk met naald en draad haar katoenen broekjes aan het verstellen was, keek hij, zoekend naar een woord, toevallig naar haar ronde, stevige borsten onder het witte bloesje. Ze draaide zich om, peilend naar de reden van de stilte, zag zijn blik, en beantwoordde die bijna misprijzend. Ze ging academisch aan haar broekje verder, als in een huwelijk, waar dat punt van geen enkel gewicht meer is. Hij zei nadenkend: - Weet je, dat we er eigenlijk verdomd getrouwd bijzitten? Met heldere stem zei ze: - Waarom getrouwd? Als goeie vrienden, zou ik zeggen.
Hij schoof zijn machine aan de kant en vroeg: - Is dat niet bijna hetzelfde?
- Vriendschap is geen huwelijk.
- Zou je dan geen huwelijk willen?
- Met jou?
- Ja, waarom niet?
- Dit is toch geen aanzoek?
| |
| |
- Om mij mag je het zo opvatten.
- Loop heen! Dat doe je toch zo niet! Haar toon klonk naar de klas.
- Nou goed. Praten we niet meer over. Hij trok zijn schrijfmachine naar zich toe.
- Waarom niet? Zulke dingen moet je uitpraten.
Ze hadden daarna gepraat tot twee uur in de nacht, en nadat hij haar eindelijk op zijn knie had gekregen, en nadat ze stijf tegen hem aan was gaan liggen, had hij haar nu en dan vluchtig in de hals gezoend. Ze hadden onzeker gepraat over de mogelijkheden, over woningruimte, geld, de toekomst.
- Goed, zei ze tenslotte. - Goed.
Ze stond toen bij de deur, toch opgewonden, ze speelde met de kruk, en alsof ze wel begreep, dat het zó niet kon gaan, nam ze plotseling met zichtbare krachtdadigheid het besluit de sleutel om te draaien. Daarna deed ze snel het licht uit. Hij hoorde haar met een hoge, onnatuurlijke stem zeggen: - Ik lig op de divan...
Toen na uren van voorzichtig strelen en experimenterend zoeken zijn hand eindelijk het oeroude doel bereikt had, vroeg ze: - Is dit ernst?
Wat moest hij op zo'n merkwaardige vraag antwoorden?
- Natuurlijk, zei hij.
- Wil je echt trouwen en een kind?
- Natuurlijk, zei hij weer, maar hij voelde iets onaangenaams in zich opkruipen.
- Goed, zei ze, goed, doe het dan. Ik vertrouw je, Chris. Geef me een kind. Hij werd koud, hij dacht: ik hou er mee op, en hij vroeg: - Zo vlug al?
- Waarom niet? We hebben het nu besloten. Nu moet het maar doorgaan. En toen:
- Doe je nu niets?
- Selma..., vroeg hij, vind je dit niet een beetje... koel?
- Alle goede dingen moet je koel doen. Nee, de ritssluiting.
Maar eigenlijk liet ze hem niet eens helpen. Toen hij zich eveneens bevrijd had van zijn kleren, gebeurde er niets, ze bleef liggen zoals ze lag.
| |
| |
- Waarom doe je nu niets?, vroeg ze.
- Ik weet het niet... Ben je helemaal onervaren?
- Helemaal. Maakt je dat niet trots, Chris? Ze zweeg even en zei toen: - Zeg dan maar wat ik moet doen. Wil je het licht liever aan?
- Bijvoorbeeld, zei hij.
Toen hij door de lichte kamer terugkwam, bekeek ze hem critisch. Ze lag vrijwel zonder schaamte, zoals men ligt vlak voor men de narcosekap op de neus krijgt.
De volgende dag dacht hij voortdurend: - Het komt wel goed, het komt wel goed. Kreeg hij gelijk? Het leek er daarna werkelijk op. Overdag was ze vol enthousiasme, bezig met meubelprospectussen, aan de telefoon informerend bij kennissen naar een paar kamers met keuken, en haar energie overtuigde hem van haar goede wil er alles van te maken. Hij zei: - Misschien kunnen we het één en ander voor inkoopsprijs krijgen, ik heb een kennisje... En Tera kwam door een natte sneeuwavond, met blauwe wangen en een rode, scherpe neus, in een zakkige regenmantel en met een jute-tas vol boekjes en catalogussen.
- Jullie moeten nu nog niets besluiten. Je moet van een bepaalde ruimte uitgaan, niet van lampen, of gordijnen of meubels.
Selma bleef gretig in de boekjes bladeren. Tera keek Chris een paar maal tersluiks aan, maar hij zei niets. Selma had honderd vragen, over vloerbedekking, muurverf, Tera wist niet eens overal antwoord op.
- Je komt ons toch helpen als het zover is? Ze had Tera al helemaal aanvaard als een vriendin van het toekomstige huis, Selma had haar tussen de bedrijven door op haar ongevaarlijkheid geschat. Maar ze vergiste zich. Toen hij een taxi voor Tera had besteld, en hij haar uitliet, zei ze bij de deur:
- Trouwen jullie vlug?
- Ik weet het niet. Het hangt van de kamers af.
- Je zit hier toch goed? Ik zou maar geen haast maken.
- Waarom niet?
Ze nam hem blank op, trok even met haar spitse schouders en zei: - Och... zomaar. Ik word misschien te oud.
| |
| |
Was ze jaloers? Tera en jaloers! Maar het stak hem, dat iets haar niet beviel. Ze was mis deze keer, het was geen verkeerde keuze. Maar die blanke blik van Tera bleef hem hinderen.
Eens, toen Chris wat later thuis kwam, van een receptie, opgeruimd door een paar glaasjes sherry, kwam Selma hem stralend in zijn kamerdeur tegemoet: - Chris..., we krijgen een kind! De dokter... Geef me een zoen.
Het overrompelde hem, hij hield haar bedachtzaam vast, en liet onbewust zijn hand afglijden naar haar buik, en zij dekte die met de hare toe.
- Mijn man, zei ze. - Je bent nu mijn man.
De sherry hield hem opgeruimd en hij zei: - We moeten vlug gaan trouwen.
- Ik heb het op school al gezegd. Want ik heb nog een verrassing: we kunnen die grote zolder krijgen bij Jalving, met dat mooie balcon. Zo fijn voor de was. Hoe vind je dàt?
Hij vroeg voorzichtig: - Moet daar niet een hoop aan vertimmerd worden?
- Maar ben je dan niet blij? Ben je bang dat we het geld niet... Hij schudde zijn hoofd met voorvaderlijke opgewektheid en zei: - Dat komt best goed, vertrouw maar op mij.
En hij ging een dag later al naar zijn vader in Den Haag.
De paar jaar, dat zijn vader daar nu woonde, was hij trouw gebleven aan dezelfde dame, een ruim gepensionneerde weduwe van een P.T.T.-functionaris, op wiens doodsannonce ze spoedig een tweede advertentie had laten volgen, ze kon niet alleen zijn. Ze was een magere, lieve dame, die een voorkeur had voor bruine jurken, waarboven ze een helder, gaaf poppekopje rechtop hield. Zijn vader sprak haar altijd met Haagse afstand aan als ‘mevrouw Hemmes’, maar misschien noemde hij haar wel ‘Titia’ als ze alleen waren, het was Chris nooit helemaal duidelijk geworden. Hij liep ook al tegen de zestig en zij was de vijftig gepasseerd. Het was een goed, ofschoon iets onwezenlijk paar, dat niet alleen samen de zaak dreef, maar ook in de slappe januari-maand blijmoedig op reis ging, alsof er nog veel viel in te halen. Daarna pakten ze weer stevig aan, en 's avonds studeerden ze talen, en dat was meer dan een gemeenschap- | |
| |
pelijke liefhebberij: het had nut in de omgang met hun klanten van de verschillende ambassades, die ook zij met kennis van zaken te woord stond, als Ottolander het land in was voor nieuwe aankopen. Was hij op háár verzoek die zwart-fluwelen jasjes gaan dragen? Ze stonden hem in ieder geval goed bij zijn grijze sikje. Je kon je moeilijk voorstellen, dat deze bijna bejaarde man met zijn vriendelijke glimlach eens grauw en verbeten was geweest, een scharrelaar. En toch: had hij niet altijd al iets verstandigs gehad? Maar nu was hij boven zijn lot uitgestegen, alsof hij eindelijk voor het eerst thuis was, daar in die ruime Haagse kamer met de modern beklede, antieke stoelen, het fijne, met zilver belegde glaswerk in de grote glazenkast, de voorname friese klok, en een met smaak geplaatst koperstuk hier en daar. Mevrouw Hemmes was overal duidelijk zichtbaar, maar domineerde niet, evenmin als zij domineerde in zijn leven met haar betere talenkennis en afkomst. Wellicht was het zijn opgeruimd gevoel voor
betrekkelijkheid, dat haar de ernstige ambtenaar van weleer zo pijnloos liet vergeten. Ze had geen kinderen gehad, en ze mopperde graag een beetje op Chris, omdat hij zo weinig kwam. Maar ze drong zich nooit op, en deze keer had ze dadelijk gevoeld, dat Chris iets met zijn vader te bespreken had, na een kwartiertje thee was ze met een onopzettelijk excuus naar haar eigen kamer verdwenen.
Vroeger zou zijn vader gezegd hebben: ‘Een motje’ dus!, maar nu speelde hij voorzichtig en ernstig met de woorden ‘gedwongen huwelijk’. En toch klonk het niet onnatuurlijk, zo was zijn taal geworden.
- Welnee, zei Chris, het was allemaal plan.
- Maar waarom zo'n haast, jongen?, vroeg zijn vader.
- Dat gaat dan zo, zei hij. - Ik ben ook al twee en dertig.
- Daarom, zei zijn vader, als je al díe leeftijd hebt.
- Dan heb je lang genoeg gewacht, en uit kunnen kijken. Dan weet je dus wat je doet.
- Nou, 't zal je geen kwaad doen. Je hebt het wel nodig. Hij keek hem over zijn gouden bril aan en zei: - Breng haar gauw es hier, en zonder dat Chris iets had hoeven vragen, was hij op- | |
| |
gestaan, en daarna had Chris hem in de winkel aan de brandkast horen morrelen. Op zijn keurig gepoetste schoenen - hij droeg nooit meer pantoffels in de huiskamer - kwam hij terug, een hoekig geldkistje in de hand, het dragend op een manier, of hij iets vreemds, iets oneigens in de hand hield. Hij zuchtte.
- Als je het niet kunt missen...
- Waarom zeg je dat?, en hij keek al weer met sterke ogen naar zijn zoon. - Ik was even moe, dat heb ik wel meer. Geld is geen zorg.
- Heb je andere zorgen?
- Welnee, zoals ik zeg, ineens een beetje moe. Soms. Ik weet niet wat het is. Hij ontsloot het kistje. Hij zei: - We moesten eigenlijk nog eens definitief over geld praten, Chris.
- Er valt niets te praten, zei Chris. En toen, toch: - Je houdt de boeken toch bij?
- Tot op de cent, zei zijn vader, en hij gaf hem met een ferm, spontaan gebaar een stapel biljetten. - Tel even na.
Het was minder dan hij gehoopt had, maar juist genoeg om niet meer te durven vragen. - Dank je, zei hij. - We zullen wel zien hoe we het regelen.
En zijn vader zei op zijn beurt: - Goed dan, later.
Hij sloot het kistje, borg het weg, en ging zitten. - Roken?
Zelf gebruikte hij geen sigaretten meer, met vertrouwd gebaar stopte hij een antieke, porseleinen pijp. Terwijl hij daar aandachtig mee bezig was, zei hij nadenkend: - Als je moeder dat nog eens had kunnen meemaken. Een kleinkind!
- Misschien, zei Chris korzelig. - Ik ben nou geen onderwijzer meer, en... Hij hoorde het ingehouden tikken van de friese klok.
- Bevalt het je daar op die krant?
- 't Is een mierenhoop, zei Chris, er zijn er zoveel van mijn soort. Maar de teamgeest is uitstekend.
- Dat's heel wat waard, zei zijn vader droog. Ze bespraken daarna niets wezenlijks meer, en gelukkig kwam mevrouw Hemmes kort daarop beneden, alsof ze aan de stilte had vernomen, dat het tijd werd om koffie te brengen.
Thuis zei Selma, enigszins onzeker: - Had je niet meer los kunnen krijgen? Hij zweeg duister en ontweek haar ogen.
| |
| |
- Nou?
- Hij draaide zich rustig om en vroeg scherp: - Wat heb jíj ingebracht?
- Mezelf, zei ze. Het klonk heel eenvoudig. Toen al.
|
|