1977 Prijs der Nederlandse Letteren
Jury: Bert Decorte, Marnix Gijsen, Jacques Hamelink, A.L. Sötemann, H.A. Wage, Albert Westerlinck
Hermans en koning Boudewijn op 4 november 1977
Foto: Agentschap Belga
Op 4 november 1977 kreeg Willem Frederik Hermans dan toch een prijs van achttienduizend gulden: de driejaarlijkse Prijs der Nederlandse Letteren voor zijn hele oeuvre. Het feit dat de prijs voor maar de helft Nederlands was en deze keer door de koning van België in Brussel zou worden uitgereikt trok hem over de streep. ‘De Belgen weten hoe je zoiets moet opzetten’ (interview met Paul van 't Veer, Het Parool, 15 oktober 1977).
Het is de best gedocumenteerde prijs uit dit boekje. Alles is wel ergens gepubliceerd of druk becommentarieerd:
- de openingstoespraak door Garmt Stuiveling (‘deze prijs een symbool van de eenheid van het Nederlandse taalgebied’ etc.);
- het rapport van de jury, voorgelezen door voorzitter Guus Sötemann (‘het dagelijks taalgebruik biedt geen mogelijkheid tot contact’);
- de hulde-speech van koning Boudewijn (‘in krampachtig uitgesproken Nederlands’, Frank van Dijl, Schrijvers op de rand van '80, 1979, p. 207);
- de uitreiking van de oorkonde, gevat in een omslag van plastic (‘Twee dubbeltjes in de Hema’ volgens Hermans);
- het dankwoord van Hermans (‘het zijn degenen die de taal gebruiken om er nieuwe gedachten in vast te leggen [...], die de taal in leven houden en die zich dus goed dienen te bezinnen over welke woorden en uitdrukkingen ze gebruiken zullen en welke niet’);
- de overhandiging van Bijzondere tekens door Hermans aan Boudewijn;
- het diner na afloop waarbij Hermans het gesprek bracht op een passage uit Jessica! van Hugo Claus dat de avond ervoor in Brussel in première was gegaan: ‘Wat ritselt in de schichten van de aarde.’
Hermans en de aanzittende Vlaamse taalgeleerden was het een raadsel wat Claus bedoelde. Hermans vroeg er Claus naar na afloop van het toneelstuk. ‘Ik dacht kom je daarom op de piemière?’ vertelde Claus aan Bibeb, Vrij Nederland, 14 januari 1978, ‘ik voel het als schichten, bevroren bliksem in de aarde. Ik schrijf Nederlands door Vlaams beïnvloed... dan krijg je een rijkere taal’.
Een interview na afloop van de prijsuitreiking met reporters van De Tijd, Vrij Nederland en de Haagse Post werd door Hermans geweigerd; eerst moesten die weekbladen excuses aanbieden voor de manier waarop zij tijdens de Weinreb-affaire Bep Turksma hadden behandeld. Maar ook zonder deze interviews valt de summiere belangstelling op van de pers voor deze voor Hermans ‘uitzonderlijk vreugdevolle dag’. Het NOS-journaal had een interview met Hermans van ‘nauwelijks een minuut’, NRC Handelsblad besteedde er twintig regels aan en de Volkskrant tien, zo telde Jeroen Brouwers na in Het aardigste volk ter wereld (1996, pp. 83 en 88). Die benadering paste meer bij de manier waarop Hermans tussen 1955 en 1963 literaire prijzen tegemoet trad.
In Literama van november 1977 zijn het juryrapport, het toespraakje van koning Boudewijn en Hermans' dankwoord afgedrukt. Het welkomstwoord van Garmt Stuiveling is te vinden in Gedeeld domein nummer 31 (december 1977). Daar, en in onder andere De Tijd van 11 november 1977, is het dankwood van de laureaat ook gepubliceerd. Uiteindelijk is het met kleine wijzigingen opgenomen in Houten leeuwen en leeuwen van goud, pp. 114-118. Jeroen Brouwers schreef in Het aardigste volk ter wereld uitvoerig (pp. 65-89) over de prijsuitreiking. In Alles is iets (Feuilletons, lente 1998) kwam Brouwers er opnieuw op terug.