De toneelprijs van de gemeente Amsterdam, ook wel de Koepelprijs genoemd, bedroeg voor 1953 tweeduizend gulden. Toneelstukken geschreven maar niet gepubliceerd in de jaren 1950 of later, konden vóór 1 maart 1953 ingezonden worden. Enige potentiële inzenders vroegen vanwege de watersnoodramp om uitstel, maar de gemeente was onverbiddelijk. Uiteindelijk kwamen er tweeenvijftig inzendingen binnen, waaronder ‘Dutch comfort; proeve van volkstoneel in een voorspel en twee bedrijven’. Willem Frederik Hermans was juist op tijd: het Letterkundig Museum bezit het typoscript ervan en dat is gedateerd op ‘februari 1953’; de datering is bij bundeling in Drie drama's weggelaten. Hermans had het toneelstuk ingestuurd onder het motto ‘Thirst knows no season’ (een slagzin van Coca-Cola); als correspondentieadres gaf hij op: Mej. W. de Neef te 's-Gravenhage. Wies de Neef was een ver familielid van mevrouw Hermans en komt in Hermans' verhaal ‘Het grote medelijden’ even voor: ‘toen hij [een Surinaamse zwager van Hermans] op Java was, werkte in de stad waar hij woonde ook een nicht van hem, een meisje dat ten gevolge van de wetten van Mendel veel donkerder is uitgevallen dan de rest van de familie. Wat deed Friso? Hij weigerde haar de toegang tot zijn huis. Want zijn blanke relaties zouden anders...’ (Een wonderkind of een total loss, 1967, p. 218).
Op 30 september 1953 maakte de gemeente Amsterdam bekend dat niemand voor de toneelprijs in aanmerking kwam. Het bedrag werd gedeeltelijk gebruikt om Ank van der Moer en Luisa Treves een opdracht tot het schrijven van een toneelstuk te geven.
‘Dutch comfort’ werd pas in 1971 voor het eerst opgevoerd. De wereldpremière vond plaats in Brussel in aanwezigheid van de auteur. Lector W.F. Hermans moest er wel een tentamen klimatologie voor verzetten. Dat de Rijksuniversiteit Groningen voor de extra kosten van een gereserveerde tentamenzaal moest opdraaien nam hij op de koop toe.