Willem Frederik Hermans in de prijzen
(2005)–Rob Delvigne– Auteursrechtelijk beschermdTweede, herziene editie
[pagina 10]
| |
1938 Opstelprijsvraag van DVSHermans (tweede van links) in maart 1942 als reünist op een diner van de letterkundige vereniging van het Barlaeus Gymnasium DVS in De Silveren Spiegel, Kattengat 4 in Amsterdam
Fragment uit het manuscript van het verhaal ‘Uitvinder’ met (links, in de marge) een latere toevoeging van de jonge schrijver
Uit: Fotobiografie (1969) | |
[pagina 11]
| |
Fragment uit het schoolblad van het Barlaeus Gymnasium Suum cuique van 28 januari 1939
In 1938 werd Wim Hermans (1921) na ballotage lid van Disciplina Vitae Scipio (DVS), de letterkundige vereniging van het Barlaeus Gymnasium die in blauw pak vergaderde zoals Hermans in zijn Fotobiografie schreef. Een blauw pak had hij nog wel in de klerenkast hangen. Voor de nieuwe leden schreef DVS een Kerstopstelwedstrijd uit die door Hermans werd gewonnen met het verhaal ‘Uitvinder’. Trots schreef hij op het manuscript: ‘behaalde den eersten prijs 14 Januari 1939.’ In het schoolblad Suum cuique van 28 januari 1939 stond Hermans als winnaar vermeld. Hij won er een exemplaar van Kunstgeschiedenis der Nederlanden mee, ter waarde van ƒ5,90 (als het de luxe-editie was à ƒ6,90). Hermans stuurde zijn bekroonde verhaal naar verschillende kranten en literaire bladen (Groot Nederland, De Gids) en kreeg het uiteindelijk op 6 april 1940 gepubliceerd in het Zaterdagavondbijvoegsel van het Algemeen Handelsblad. Het was zijn eerste publicatie in de ‘grote pers’. Van het honorarium van zestien gulden moest Wim van zijn vader enkele overhemden betalen die zijn moeder voor hem had gekocht. Zonder zijn medeweten of goedvinden had het Handelsblad de titel gewijzigd in ‘En toch.... was de machine goed’. De machine in kwestie was bedoeld om gouderts zonder verlies te scheiden en was uitgevonden door de voormalige schoolvriend van de ik-verteller, Gustaaf de Streier. Diens ideaal was niet om er zelf rijk van te worden, maar om de waarde van goud tot niets te reduceren en zo de ‘gevloekte goudkoorts’ te lessen. De proef met de machine mislukte, De Streier raakte aan lager wal en zo zag de ik-figuur, inmiddels een ‘geëerd en gezien’ notaris, hem terug.Ga naar voetnoot1 De droom van de ik om ‘een groot literator’ te worden was vervlogen; De Streier was ‘nog trouw aan zijn idolen. En toch, is niet hij die een dwaalster volgt, gelukkiger dan wie doelloos rondzwerft?’ In Hermans' oeuvre zou later (het werk van) de notaris vaker voorkomen. In De zegelring (1984) bijvoorbeeld laat hij notaris Mortel Bloemhoff stomdronken van zijn paard vallen en overlijden. De Heilige van de horlogerie (1987) moet een last-bepaling uit een oud Frans testament stipt nakomen. Het notariële werk speelt ook in Au pair (1989) een aanzienlijke rol. De missie van Paulina loopt niet goed af; de naam van de notaris die haar instrueert is veelzeggend: Corde, ‘strop’. |
|