Zwart goud(1942)–Rob Delsing– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 51] [p. 51] Herfst Nu striemt de herfst zijn roode blaren en jaagt ze langs het starre glas van 't raam, waarvóór zoo vele jaren hun zwerftocht hielden... En nu staren wij naar wat nog gister bloeiend was. Een zomer ging, en wilde winden zingen zijn stormig afscheidslied. In 't boek dat wij nu af gaan binden, zal elk zijn eigen bladen vinden - herinneringen sterven niet. Nu zweept de herfst door 't kermend loover, steeds wilder slaan de blaren af, tot straks de groote levensdoover zijn starren blik zal zenden over de aarde... als een eenzaam graf. Maar wie van 't al den zin begrijpen, den zin van weemoed en van smart, die zijn niet zwak bij 't kille nijpen en weten: nieuwe kiemen rijpen veilig en diep in 't levend hart. Vorige Volgende