Zwart goud(1942)–Rob Delsing– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 46] [p. 46] De roode optocht Makker, die mee in den optocht ging en tusschen kameraden, die, werkloos als jij, hun vloeken om mijn insigne hingen, demonstreerend voor 't Plan en andere dingen - makker, hoe vond jij je eerste Mei? Was het een dag, rood als de dagen met vlaggen en vanen, de zee van het bloed, de vlammende tong, door een leger gedragen, die steden doortrok... het zonlicht in vlagen over den stoet en door je gemoed? Was het de lente, de Mei van gelooven in 't ideaal van den grooten en edelen strijd, zag je een blauwen hemel daarboven, beloften van oogst in geelrijpe schoven, de dageraad van een nieuwen tijd? Dìt was je dag: ...Een lauw demonstreeren, een futlooze gang, slap en bedaard, een toespraak van een der groote heeren, en zwak applaus en het afmarcheeren naar je huiskamer en je stempelkaart... [pagina 47] [p. 47] Het was slechts de sleur van lange jaren, gezwollen feestvreugd van den eersten Mei... En dan weer in grauwe toekomsten staren, en dan weer zorg en ellende vergaren, en dan weer als steuntrekker in de rij... Gooi af van je dan de smaad dier vertooning, want de wereld buiten het meetingterrein, is bitterder, wranger dan de stroop en honing der Mei-redenaars... Wees dan een koning waar anderen slaven willen zijn! Vorige Volgende