Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdslapstickEtym: Eng. slapstick = slaghout; klapstokje van de harlekijn. Een sterk visueel type komedie waarin grappen gebaseerd zijn op het mislukken van lichamelijke acties, zoals glijpartijen, vallen door evenwichtsverlies of om de as draaien met een lange ladder waar een ander dan tegenaan loopt. Bekend werden vooral de talloze films van de Dikke en de Dunne (Laurel en Hardy), de Marx Brothers, Buster Keaton, Danny Kaye en Charlie Chaplin. Hun personages hebben een zeker clownesk karakter. De term komt van de Engelse vertaling 'slap stick' voor het Italiaanse woord 'batacchio' of 'bataccio', een knuppelachtig voorwerp bestaande uit twee plankjes dat ook bij onschuldig meppen heel wat lawaai produceerde. Het werd gebruikt in de commedia dell'arte. In het Nederlandse taalgebied werden o.m. Willy Walden en Piet Muyselaar, Johnny Kraaijkamp en Rijk de Gooyer, Bassie en Adriaan, en het TV-programma F.C. de Kampioenen bekend om hun slapstick-fragmenten. Slapstick is niet alleen voorbehouden aan film en TV, maar komt ook voor in teksten als strips, toneel, romans en verhalen. Grunberg constateerde dat ook in het werk van Jerzy Kosinski, Marnix Gijsen en Roald Dahl slapstick voorkomt. Lit: H.J. Zwiefka, Slapstick Pantomime Maskenspiel (1988) A. Grunberg, De troost van de slapstick: essays (1998).
|
|