Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdtijdverdichtingTerm uit de narratologie waarmee wordt aangegeven dat een in verhouding grotere spanne tijds wordt behandeld in een gering aantal pagina's of woorden. Anders geformuleerd: wanneer binnen de verhouding tussen vertelde tijd en verteltijd (verteltijd/vertelde tijd) in een verhaal de vertelde tijd omvangrijk is en de verteltijd gering, spreekt men van tijdverdichting (ook wel samenvattende presentatie, samenvatting, versnelling, tijdsuitsparing of ‘Raffung’ genoemd, in tegenstelling tot ‘Dehnung’ of vertraging). In Van Deyssels Een liefde (1e druk, 1887) wordt in het befaamde 13de hoofdstuk een periode beschreven van enkele weken in juni in meer dan 100 pagina's. Het laatste, 14de hoofdstuk, omvat anderhalve pagina en behandelt de periode van eind juni tot april van het volgende jaar. Dit laatste hoofdstuk vertoont dus duidelijk een versnelling of tijdverdichting. Daaruit blijkt overigens dat de mate van verdichting afhankelijk is van de context. In het algemeen neemt men aan dat de relatie tussen verteltijd en vertelde tijd iets laat zien van het belang van bepaalde verhaaldelen. Delen met een sterke tijdverdichting dicht men dan een geringer belang toe dan fragmenten waarin minder wordt samengevat, maar door sommigen wordt dit aanvechtbaar geacht. Lit: G. Müller, ‘Erzählzeit und erzählte Zeit’ in Morphologische Poetik (1968), p. 269-286 F.C. Maatje, Literatuurwetenschap (19774), p. 142-151 L. Herman & B. Vervaeck, Vertelduivels. Handboek verhaalanalyse (2001), p. 66-73 (20053).
|
|