Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdnegritudeEtym: Fr. négritude = (vorm van) 'afrikaniteit' Term ingevoerd op het einde van de jaren 1930 door de dichter Aimé Césaire uit Martinique, later als begrip gesystematiseerd en uitgedragen vooral door de Senegalese dichter-politicus Léopold Senghor (Négritude et humanisme, 1964). Bedoeld wordt een soort ‘afrikaniteit’, het geheel van de culturele waarden van de zwarte wereld. Het begrip weerspiegelt de nood aan collectieve zelfaffirmatie en solidariteit van alle zwarten tegenover de politieke en economische maar ook culturele onderdrukking door de blanke kolonisatoren, zoals die werd aangevoeld in het Parijse milieu van jonge zwarte intellectuelen. Deze zwarte elite die in het kader van de Franse assimilatiepolitiek mocht komen studeren in het Westen, voelde zich ontheemd en miskend, en begon te reageren tegen de verfransing door een culturele ‘retour aux sources’. De nauwe relatie met de natuur, het gevoel voor het bovennatuurlijke en het magische, en de gemeenschapszin van de zwarte, door de blanke als ‘primitief’ ondergewaardeerd, werden met trots gerevaloriseerd als kenmerken van de ‘weergevonden’ Afrikaanse identiteit. Een stimulerende factor is daarbij de groeiende interesse geweest voor Afrika vanwege blanke antropologen (M. Mead), historici, grafische kunstenaars (Gauguin, Picasso), auteurs (Apollinaire, de surrealisten), muziekmakers en muziekliefhebbers (jazz, blues, spirituals), enz. In de jaren '50 ontstond een ware explosie van vooral Franstalige negritudeliteratuur, met Afrikaanse vormkenmerken (sterk ritmisch en muzikaal, repetitieve patronen, enz.) en met thema’s als verzet, lijden, idealisering van Afrika, mogelijkheid van een interraciale dialoog. De negritude-idee was daarnaast ook een belangrijk ideologisch referentiekader voor de politieke onafhankelijkheidsbewegingen. Onder andere door de politieke ontwikkelingen in Afrika en door ideologische wrijvingen heeft de negritude sinds de jaren '60 grotendeels haar aantrekkingskracht als ideaal verloren. Het verschijnsel wordt nu vaak beschouwd als een fase, belangrijk maar voorbijgestreefd, in de ontvoogding van de zwarte volkeren. De beweging bleef overigens vooral beperkt tot de Franstalige zwarte literatuur, hoewel de negritudethema’s ook wel terug te vinden zijn, maar dan in een minder theoretische vorm, in de Portugese en Engelstalige Afrikaanse literatuur. Bovendien is de negritude een specifieke uiting van een algemenere problematiek (multiracialiteit, blanke overheersing, politieke emancipatiedrang, culturele identiteitscrisis) die ook in de States, in Engeland, in het Caraïbische gebied, enz. aan de orde is. Deze problematiek krijgt trouwens meer en meer aandacht in de literatuurstudie: zie postkoloniale literatuur. Lit: M. Schipper, Afrikaanse literatuur (1983), vooral hoofdstuk 7 M. Hausser, Essai sur la poétique de la négritude (1986) M. Béti & O. Tobner, Dictionnaire de la négritude (1989) H. Beurskens, ‘Négritude’ in De Gids 152 (1989), p. 485-490 B.E. Jack (red.), Négritude and literary criticism. The history and theory of “Negro-African” literature in French (1996) Cl.N. Jaunet, Les écrivains de la négritude (2001) F.A. Irele, Négritude et condition africaine (2008).
|