Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdcultuursprookjeBenaming voor een sprookje dat niet uit de mondelinge overlevering stamt, maar speciaal – vooral sinds de romantiek – uit bewondering voor en in navolging van het naïeve volkssprookje is geschreven. Men spreekt daarom ook wel van kunstsprookje, literair sprookje of over nieuwe sprookjes in tegenstelling tot de oorspronkelijke volkssprookjes. Bekende auteurs van cultuursprookjes zijn o.m. Hans Chr. Andersen, Wilhelm Hauff, E.Th.A. Hoffmann, Clemens Brentano, Novalis, Ludwig Thieck, Oscar Wilde en Th. Storm. In het Nederlandse taalgebied schreven o.a. Frederik van Eeden (De kleine Johannes, 1887), Louis Couperus (Fidessa, 1899), Godfried Bomans (Sprookjes, 1946), Louis Paul Boon (Grimmige sprookjes, 1957) en Annie M.G. Schmidt (Misschien wel echt gebeurd, 1997) kunstsprookjes.
Illustratie van Axel Mathiesen uit het sprookje ‘Het kleine meisje met de zwavelstokjes’ van Hans Christian Andersen. [bron: Sprookjes. Werelduitgave. Deel 1. (1928), p. t.o. 148].
W. Spanner, Das Märchen als Gattung (1939) M. Heijlen e.a., Vlaamse sprookjesschat (1996) N.L. Canepa (red.), Out of the woods: the origins of the literary fairy tale in Italy and France (1997) U.C. Knoepflmacher, ‘Introduction: literary fairy tales and the value of impurity’ in Marvels & tales 17 (2003) 1, p. 15-36.
|