Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdtetralogieEtym: Gr. tetra- = vier; logos = verhaal, betoog; vandaar: uit vier stukken bestaande. Oorspronkelijk de Griekse benaming voor een groep van vier toneelspelen, waarvan er drie (trilogie) met elkaar samenhangen en die samen met een vierde spel, aanvankelijk een saterspel, achter elkaar werden opgevoerd in wedstrijdverband. Later werd de term ruimer toegepast op vier (inhoudelijk) samenhangende literaire werken. Dat kunnen dan toneelstukken zijn, maar ook romans. Ook Richard Wagners muziekdrama Der Ring der Nibelungen (1876) wordt een tetralogie genoemd. Voorbeelden van moderne tetralogieën zijn Joseph und seine Bruder (1933-1943) van Thomas Mann en Mijn woningen van Raymond Brulez, bestaande uit de delen Het huis te Borgen (1950), Het pakt der Triumviren (1951), De haven (1952) en Het mirakel der rozen (1955). Clem Schouwenaars schreef de tetralogie Emily Beyns (1981-1982). Lit: A. Lesy, Die tragische Dichtung der Hellenen (19723) P. Delvaux, Antiker Mythos und Zeitgeschehen: Sinnstruktur und Zeitbezüge in Gerhart Hauptmanns Altriden-Tetralogi (1992).
|