Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdneoclassicismeEtym: Gr. neo- = nieuw. Literairhistorische term met wisselende inhoud waarvan de constante echter is dat er steeds een terugkeer mee wordt aangeduid naar een vroegere stroming die als ‘klassiek’ (zie classicisme) wordt ervaren. Meestal geldt het als klassiek gerichte stromingen uit de 19de en het begin van de 20ste eeuw. Zo heeft men in Frankrijk een neoclassicisme aan het einde van de 19de eeuw (de zgn. ‘école romane’ van Jean Moréas) dat reageert tegen het symbolisme en tegen de formele ongebondenheid van het vrije vers. In Duitsland is de ‘Neuklassik’ omstreeks 1910 een reactie tegen het naturalisme en het impressionisme (P. Ernst, W. von Scholz, S. Lublinski). In de Nederlandse literatuur is het begrip niet zo gebruikelijk; wellicht is het toepasbaar op auteurs als Carl Vosmaer (1826-1888) en Geerten Gossaert (1884-1958) of op het ‘nieuwe classicisme’ van de latere Albert Verwey. In Engeland is de term ‘neoclassicism’ dan weer synoniem met wat op het Europese vasteland classicisme wordt genoemd, als reactie op de uitbundige renaissancestijl van het Elisabethaans toneel. Lit: J. Kamerbeek Jr., Albert Verwey en het nieuwe Classicisme (1966) G.J. van Bork & N. Laan (red.), Twee eeuwen literatuurgeschiedenis (19902), p. 171 v. R. Kroll, The material word: literary culture in the restoration and early eighteenth century (1991).
|
|