Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdpoëetEtym: Gr. poiètès = maker, vervaardiger, uitvinder, dichter. Aanduiding voor de dichter, veelal in ironische zin. In de literatuurgeschiedenis leeft de term voort in de samenstelling ‘Poëtenoorlog’, een - volgens Ter Laan - weinig verheffende reeks literaire twisten in de Nederlandse letterkunde van het eerste kwart der 18de eeuw, door Poot aan de kaak gesteld in zijn gedicht ‘Pöëtenstrijt’. Pejoratief gebruik als dit (een poëet is een minder soort dichter) hoeft niet altijd geïmpliceerd te zijn in de term. Als Bilderdijk schrijft: ‘De Dichtkunst des poëets, de Godsdienst van den christen, is één’ (De kunst der poëzy, 1807, vs. 386-387), dan is het woord ‘poëet‘ synoniem met (goed) dichter. In het huidige spraakgebruik komt het woord zelden voor en als het gebruikt wordt, dan is dat meestal - misschien mede onder invloed van het woord poëtaster - in ongunstige of ironische zin. Lit: K. ter Laan, Letterkundig woordenboek voor Noord en Zuid (1952) G.J. Vis, ‘Denken en doen’ in Spektator 17 (1987-1988), p. 105-128 (p. 107).
|
|