Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdanakoloetEtym: Gr. zonder samenhang < a(n) = niet; akolouthos = volgend, samenhangend. Een samengestelde zin waarvan de respectievelijke deelzinnen door een afwijkende woordvolgorde niet op elkaar aansluiten. De anakoloet kan ontstaan door slordigheid of door grote emotionele geladenheid. Het 17de-eeuws kent daarvan voorbeelden bij Bredero, Hooft, Huygens en Cats. Als een van de stijlfiguren wordt de anakoloet gebruikt om de aandacht van de lezer op de boodschap te richten, bijv. ‘Ik wilde ik kon u iets geven’ (H. Gorter, VW, dl. 2, 1948, p. 85). Als geval van ongrammaticaliteit is de anakoloet vergelijkbaar met de apokoinou, met dit verschil dat de apokoinou-zin grammaticaal kan worden gemaakt door vervanging of invoeging van een enkel woord, terwijl de ongrammaticaliteit van de anakoloet alleen kan worden opgeheven door verandering van de woordvolgorde. Een moderner voorbeeld van anakoloet vinden wij in Bernlefs gedicht ‘Bekoorlijk’: een soort van onhandig gescharrel Lit: L. Reinhardt, Die Anakoluthe bei Platon (1920) P. Bachmann, Ellipsen und Anakoluthe als Elemente der Umgangssprache in den Acharnern des Aristophanes (1961) A. Weijnen, Zeventiende-eeuwse taal (z.j.5) G. J. Vis, ‘Vorm en functie in de poëzie. Een methodologische verkenning, met voorbeelden uit het werk van J. Kinker en W. Kloos’ in Spiegel der letteren 33 (1991), p. 247-260 G. Ueding (red.), Historisches Wörterbuch der Rhetorik, dl. 1 (1992), kol. 485-495.
|