Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdheroïdeEtym: Gr. held(inn)enbrief < Gr.-Lat. hèrois = heldin < hèrōs = halfgod, held. Bijzondere vorm van briefgedicht, nl. een poëtische liefdesbrief van een historische, mythische of bijbelse heldin aan haar minnaar. Zo genoemd naar het werk van Ovidius, Heroides (voltooid in 8 n. Chr.), waarin ook het omgekeerde type voorkomt, nl. brieven van helden aan hun minnares. Het genre was erg geliefd in de West-Europese literatuur, vooral tijdens de renaissance en de barok. Vondel maakte een prozavertaling van het werk van Ovidius (1642, WB-ed., dl. 4, 1930, p. 327-427; uitgeg. door David van Hoogstraten 1718) en dichtte vervolgens zijn Brieven der heilige maeghden (1642, WB-ed., dl. 4, 1930, p. 428-522). Cornelis van Ghistele had in 1553 Ovidius al op rijm vertaald: Der Griecxser princessen ende jonckvrouwen clachtighe sendtbrieven Heroidum Epistolae ghenaemt. Jonas Cabeljau doet dat in 1657 nogmaals: Treurbrieven der blakende vorstinnen en minnebrieven der vorsten en vorstinnen van P. Ovidius Naso en Aulus Sabinus. Een late navolging is Jacoba van Beieren aan Frank van Borsselen (1773) door Betje Wolff. Lit: H. Dörrie, Der heroische Brief (1968) D. Millet-Gérard, Le coeur et le cri. Variations sur l’héroïde et l’amour épistolaire (2004) O. van Marion, Heldinnenbrieven (2005).
|
|