Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdNieuwnederlandsBenaming voor de taalfase van het Nederlands die rond 1500 is ontstaan vanuit het Middelnederlands en tot op heden voortduurt. De overgang van Middelnederlands naar Nieuwnederlands is niet duidelijk te markeren. Uit de Nieuwnederlandse dialecten (Brabants, Hollands, Vlaams e.d.) ontwikkelt zich als cultuurtaal het zogenaamde Algemeen Beschaafd Nederlands (ABN), hoewel de term Algemeen Aanvaard Nederlands, waarin ook ruimte is voor regionale varianten, in opkomst is. Aan de vorming van het ABN is vanaf de 16de eeuw bewust gewerkt door grammatici en schoolmeesters (taalbouw). Belangrijk als bron zijn het Vlaams en het Brabants geweest, omdat veel Middelnederlandse literatuur in die dialecten geschreven is. Hieruit resulteerde een Zuid-Nederlandse schrijf- en spellingstraditie die veel invloed op de spreektaal had, en die na de val van Antwerpen (1585), toen veel Brabanders en Vlamingen naar het Noorden uitweken, ook in de Noordelijke Nederlanden doorgewerkt heeft. De belangrijkste bron werd het Hollands, het dialect van het economisch en politiek machtigste gewest. De patricische kringen van steden als Amsterdam, Haarlem en Leiden stelden de norm voor een zich ontwikkelend ABN. Van groot belang bij de verspreiding van het Nieuwnederlands als eenheidstaal is de Statenbijbel van 1637 geweest. Lit: J.W. de Vries, R. Willemijns & P. Burger, Het verhaal van een taal. Negen eeuwen Nederlands (20036) M.J van der Wal & C. van Bree, Geschiedenis van het Nederlands (20085) M. Mooijaart & M. van der Wal, Nederlands van Middeleeuwen tot Gouden Eeuw (2011²).
|
|