Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermddorpsromanRoman waarin het leven van een bepaalde dorpsgemeenschap, bij voorkeur van een plattelandsgemeente met een overwegend boerenbevolking, beschreven wordt. Vaak wordt die gemeenschap getekend rond één centrale figuur: de dorpspastoor, de arts (Dokter Vlimmen), de notaris of een andere notabele uit het dorp. De dorpsroman en de dorpsnovelle behoren tot de regionale of streekliteratuur. In de 19de eeuw werd dit genre populair onder invloed van de romantiek. Niet zelden wordt het landleven erin geïdealiseerd en geplaatst tegenover het harde en gecompliceerde stadsleven en de industrialisatie. Belangrijke schrijvers van dit type literatuur in de 19de eeuw zijn o.m. J. Gotthelf (Bauernspiegel, 1837) en H. Conscience (De loteling, 1850). Latere auteurs van dorpsromans zijn S. Streuvels, F. Timmermans, E. Claes, A. Coolen en H. de Man. Veel dorpsromans worden vanwege de stereotiepe plot en de eenvoudige verteltrant tot de triviaalliteratuur gerekend. Bovendien kwam het genre onder invloed van de Blut und Boden-theorieën van het fascisme als ‘Heimatliteratur’ in een kwade reuk te staan. Datzelfde geldt voor de idealisering van het landleven onder invloed van het communistische socialistisch realisme dat in de Oostbloklanden een stempel op het genre drukte. Lit: J. Hein, Dorfgeschichte (1976) R. Zellweger, Les débuts du roman rustique: Suisse, Allemagne, France, 1838-1856 (19782) U. Baur, Dorfgeschichte: zur Erstehung und gesellschaftlichen Funktion einer lierarischen Gattung im Vormärz (1978).
|