Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdDinggedichtEtym: Du. ding-gedicht. Poëzievorm, vooral in het Duitse taalgebied beoefend, waarin, in een poging om de 'dingen' in hun essentie weer te geven, een onpersoonlijke, episch-objectieve beschrijving nagestreefd wordt, zonder inbreng van lyrische stemmingstaferelen. Het betreft hier niet alleen voorwerpen, zoals de naam zou kunnen sugereren, maar ook landschappen, mensen en dieren. Vaak worden zo werken uit de beeldende kunst in taal herschapen (zie beeldgedicht-2), waarbij men door eliminatie van toevallige en niet-essentiële kenmerken tot het wezen en de innerlijke wetmatigheid van het object tracht door te dringen. Zo beschrijft R.M. Rilke de realiteit eerder van binnenuit dan van buitenaf (bijv. ‘Der Panther’, ‘Das Karussel’), in een poging zich in te voelen in het wezen van deze 'dingen' om ze zo te verduurzamen (het zgn. Rilkeaans 'schauen', nl. een kijken dat gepaard gaat met reflectie). Een voorbeeld van een Nederlands dinggedicht is het sonnet ‘Hertenjacht’ uit de cyclus ‘Reflecties op Ruysdael’ van C.O. Jellema, aldus beginnend: Zijn snelle denken heeft zich omgezet Zie ook blason. Lit: Fr. Martini, ‘Dinggedicht’ in Reallexikon der deutschen Literaturgeschichte (1958), p. 266-269 H. Vandevoorde, ‘De dinggedichten van Erik Spinoy’ in Ons Erfdeel 30 (1987), p. 420-422 D. Hoffmann, Das Ding-Bild und Ding-Gedicht (2008).
|
|