Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermddierensprookjeVerzamelnaam voor sprookjes waarin dieren de hoofdrol spelen en mensen hoogstens een bijrol vervullen. Het dierensprookje verschilt van het dierenepos (dierenepiek) en de dierenfabel omdat bovennatuurlijke elementen, afgezien van het feit dat dieren sprekend worden opgevoerd, een belangrijke factor kunnen zijn. Voorbeelden van dierensprookjes volgens deze strikte opvatting zijn ‘De wolf en de zeven geitjes’ en ‘De Bremer stadsmuzikanten’. Vaak echter wordt de term ook gehanteerd voor die tover- en wondersprookjes waarin naast mensen ook dieren optreden. Zij zijn dan degenen die de menselijke held met raad en daad ter zijde staan en deze na een aantal proeven van bekwaamheid de toverring of een ander magisch voorwerp overhandigen. Als dieren al een hoofdrol vervullen, zijn het omgetoverde prinsen of prinsessen, die aan het einde van het verhaal hun oorspronkelijke, menselijke gedaante weer terugkrijgen. Voorbeelden van dit genre zijn ‘De gelaarsde kat’ en ‘De kikkerprins’. Lit: A. Aarne, Die Tiere auf der Wanderschaft. Eine Märchenstudie (1913) H.R. Jauss, ‘Untersuchungen zur mittelalterlichen Tierdichtung’ in Id., Alterität und Modernität der mittelalterlichen Literatur (1977), p. 49-152.
|