Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdarabeskeTerm afkomstig uit de plastische kunsten, nl. grillige, bijna abstracte kronkels, geïnspireerd door het Arabisch schrift en de Islamitische kunst, bestaande uit gestileerde natuurelementen als bladeren, bloemen, vruchten, e.d. Vanaf de romantiek werd de term ook toegepast op de literatuur (o.a. door Novalis, Poe, Hugo, Baudelaire), in een betekenis die ongeveer overeenkomt met sierlijk, bizar, grotesk (zie groteske). Ook nu wordt de term meestal gebruikt voor een grillig geconcipieerde, speels-fantastische compositie. Zo noemt Couperus een bundel korte verhalen Korte arabesken (1911). Hendrik de Vries gebruikt de term in de ondertitel ‘romancen, sproken en arabesken’ van zijn dichtbundel Toovertuin (1948). Lit: K. Polheim, Die Arabeske: Ansichten und Ideeen aus Friedrich Schlegels Poetik (1966) G. Ueding (red.), Historisches Wörterbuch der Rhetorik, dl. 1 (1992), kol. 847-853 N. Brillant & S. Skétié, Une poétique de l’arabesque (1992) G.R.Thompson, 'Interdisciplinarity and romantic narrative: analogues of the visual arts in the literature of the Grotesque, Gothic, and Arabesque' in Yearbook of comparative and general literature 49 (2001), p. 101-138.
|
|