Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdemporicumEtym: Lat. emporium = stapelplaats. Lofdicht op een handelsstad of stapelplaats, behorend tot het genre van het stedendicht. De kenmerken van het stedendicht zijn op het emporicum onverkort van toepassing. In het emporicum zijn echter nadrukkelijker sexuele metaforen aanwezig in verband met de personificatie van de stad tot maagd, tot vrouw, tot een moedermaagd die net als een handelsstad zoveel mogelijk opslorpt om daarvan welvarender (steeds dikker = zwanger) te worden. De connotaties die samenhangen met moeder en maagd, nl. verzorgend, rein en moreel hoogstaand, leiden ertoe dat de stedenmaagd per definitie goed handelt, ook al verslindt ze alles om er zelf beter van te worden, bijv. Het sta mij vrij, Vorstin [= Amsterdam], zo rijzig op de leden, En de volgende regels van Vondels gedicht ‘Op Amstelredam’ dienen waarschijnlijk ook letterlijk genomen te worden: Aan d'Amstel en het IJ, daar doet zich heerlijk open Lit: A.J. Gelderblom, ‘De maagd en de mannen. Psychokritiek van de stadsuitbeelding in de zeventiende en achttiende eeuw’ in Id., Mannen en maagden in Hollands tuin (1991), p. 78-93.
|
|