Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdclerkEtym: Lat. clericus = geestelijke. Middelnederlandse benaming, ook met moderne spelling aangeduid als klerk, voor een gestudeerde geestelijke en auteur van een theologisch, juridisch, wetenschappelijk of letterkundig werk, bijv. Jacob van Maerlant (tweede helft 13de eeuw) of Dirc van Delft (ca. 1365-?). Clerken zijn ‘geletterd’, d.w.z. dat zij het Latijn beheersen en daardoor toegang hebben tot kennis die niet voor leken bestemd en beschikbaar is. Onder de clerk stond de ‘meester’, die wel over een zekere opleiding en kennis beschikte, maar niet gelatiniseerd was, bijv. Willem van Hildegaersberch (eind 14de, begin 15de eeuw). Helemaal onderaan de ladder stond de jongleur, iemand die geen specifieke intellectuele scholing had genoten, maar zich beroepshalve met het literair bedrijf bezighield. Laatstgenoemden zijn herkenbaar aan artiestennamen als Snelryem de spreker, Jan Vrouwentroest en Hopezomer.
Vorst en clerk: hertog Albrecht en Dirc van Delft. [bron: F.P. van Oostrom, Het woord van eer (1987), p. 298].
Lit: Van der feesten een proper dinc, ed. Werkgroep van Groningse neerlandici (1972), p. 25-37 F.P. van Oostrom, Het woord van eer (19965), p. 46-85, 180-224 E. Kwakkel, 'De triomf van de paleografische anomalie. Klerken als kopiisten van Middelnederlandse literatuur' in M. Hogenbirk & L. Kuitert (red.), Schriftgeheimen (2017), p. 106-121.
|
|