Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdanthologieEtym: Gr. anthos = bloem; legein = oplezen, noemen. Een anthologie of ‘bloem-lezing’ (vgl. ook het Lat. synoniem florilegium < flos = bloem; legere = bijeenlezen) is een selectie van fragmenten of teksten uit het werk van één of meer auteurs, bijeengebracht in een afzonderlijke uitgave. Vaak hebben bloemlezingen de bedoeling of pretentie een representatief beeld te geven van de literatuur van een auteur, genre of periode, terwijl de smaak van de bloemlezer zo doorslaggevend kan zijn dat het objectieve beeld daarachter verdwijnt. Er zijn bloemlezingen die gebaseerd zijn op esthetische overwegingen met een duidelijk programmatische inslag. Een goed voorbeeld daarvan is Paul Rodenko’s Nieuwe griffels, schone leien (1963). Ook in De Nederlandse poëzie van de negentiende en twintigste eeuw in duizend en enige gedichten (200413) van Gerrit Komrij wordt duidelijk gekozen op grond van persoonlijke esthetiek. Een bekende bloemlezing van poëzie is voorts de Spiegel van de Nederlandse poëzie door alle eeuwen (5 dln., 1947-1954) door V.E. van Vriesland. In het Spectrum van de Nederlandse letterkunde (25 dln., 1967-1972) heeft M.C.A. van der Heijden getracht het meest representatieve van de Nederlandse letterkunde in een bloemlezing bijeen te brengen. Bloemlezingen spelen een belangrijke rol in het literatuuronderwijs op verschillende niveaus. Anthologieën zijn vanuit literair-historisch oogpunt bijzonder interessant studiemateriaal omdat ze een beeld kunnen geven van het groeiend of afnemend succes van bepaalde auteurs, genres, enz. in een gegeven periode, en omdat ze een inzicht geven in wat typisch of belangrijk werd geacht in een bepaalde historische context. De bloemlezing kent een lange geschiedenis. Anthologieën waren oorspronkelijk verzamelingen van Griekse epigrammen. Bekend zijn o.m. de Anthologia Graeca en de Anthologia Latina. Latijnse anthologieën werden populair in de context van de renaissance en geleidelijk ontstonden ze ook in de volkstalen, waar ze bijdroegen tot de bepaling en verspreiding van een nationale literaire canon-1. Bijzondere vormen van de bloemlezing zijn de chrestomatie, het epistolarium, de analecta en de digesta. Zie verder ook verzameld werk. Lit: R. Burton, Classical poets in the “Florilegium Gallicum” (1983) E. Conderaerts, ‘Subjektief, maar zo representatief mogelijk? De literair-historische poëzie-bloemlezingen tussen 1970 en 1979 onder het skalpel’ in Kreatief 18 (1984), 3-24 E. Conderaerts, ‘Ik zie de lezer niet. De poëzie-bloemlezingen tussen 1970 en 1979’ in Ons erfdeel 28 (1985), p. 387-397 A. Zuiderent, ‘Wat bedoelt de bloemlezer?’ in Voortgang 11 (1990), p. 23-40 G. Ueding (red.), Historisches Wörterbuch der Rhetorik, dl. 2 (1994), kol. 47-50 H. Kittel (red.), International anthologies of literature in translation (1995) E. Fraisse, Les anthologies en France (1997) A. Zuiderent & E. van der Starre, De tweede gisting: over de compositie van dichtbundels (2001) D. Delabastita, ‘Anthologies, translations and European identities’ in D. Delabastita, J. de Vos & P. Franssen (red.), Shakespeare and European politics (2008), p. 343-368 T. Seruya e.a. (red.), Translation in anthologies and collections (19th and 20th centuries) (2013).
|
|