Evangelische liederen
(1738)–Johan Deknatel– Auteursrechtvrij
[pagina 45]
| |
2.Wy weeten, dat Gy ons verkoren,
En tot uw Jong'ren hebt herboren,
Zo wilt dan voor ons hene gaan,
En wyzen elk zyn arbeid aan.
| |
3.Dog wilt door uwe hand ons sterken
Met kracht, tot uwes Geestes werken,
Dan loopen wy met lust en vlyt,
En brengen vrucht te zyner tyd.
| |
4.O Liefde! hier is ons verlangen;
Wy bidden 't met betraande wangen,
Help ons van alles uit te gaan,
En in uw' Liefd' en Eenvoud staan.
| |
5.Hoe zaalig is het zuiver minnen!
Dat allen last kan overwinnen;
Wy proeven 't in een kleine maat,
En wagten 't in een hooger graad.
| |
6.Wy weeten zelfs niet veel te maaken,
Bevelen U all' onze zaaken,
Uw bloed, ô Jesus, is 't allein,
Dat maakt ons als wy moeten zyn.
| |
7.Dat heeft geroert des harten gronden,
Wy hebben kracht daarvan bevonden;
Geef ons in deeze voort te gaan,
En in uw Geest en Zin te staan.
|
|