Uit 1223 stamt het verhaal uit een kroniek van een onbekende cisterciënzer monnik uit Zuid-Italië, waarin een pelgrim een jood heeft gezien die Christus tijdens de gang met het kruis zou hebben toegeroepen: ‘Ga, opdat je dat krijgt, wat je verdiend hebt.’ Christus antwoordde vervolgens: ‘Ik ga, en jij moet blijven tot Ik terugkom.’
In de wereldgeschiedenis Flores historiarium uit 1228 doet de benedictijner monnik Roger van Wendover verslag van het bezoek van een arme aartsbisschop, die portier van Pontius Pilatus zou zijn geweest. Toen Christus op weg naar Golgotha langs het huis van Pilatus kwam, had de man hem toegeroepen dat hij sneller moest lopen. Christus had hem geantwoord dat de man tot Hij terug zou komen gedoemd was een zwervend bestaan te leiden. De man werd later gedoopt en wachtte sindsdien op de terugkomst van Jezus. Iedere honderd jaar kreeg hij weer de leeftijd die hij had op het moment van de wandaad. Deze geschiedenis is nog in dezelfde eeuw door verschillende auteurs overgenomen.
In zijn reisverhaal, Warachtige beschryvinge der Jerusalemsche reyse ende des berchs Synai tot S. Cathlynen gedaen by den eersaemen Jan Aerts riddere, borger der Stede van Mechelen, met ten groeten factour van Portugael in 't jaar 1484, vertelt de Vlaming Jan Aerts van Mechelen van zijn reis naar Jeruzalem, waar hij een mysterieuze jood ontmoette met de Vlaamse naam Jan Baudewijn. Kort daarvoor, omstreeks 1450, had A. di Francesca di Andrea uit Florence een verhaal verteld waarin de jood in de gedaante van een franciscaner monnik kinderen uit een sneeuwstorm redt. Andere berichten over de Wandelende jood zijn te vinden in handschriften en pamfletten uit de 16e en 17e eeuw, waarin duidelijk de Italiaanse traditie doorwerkt.
In 1602 verschijnt dan de Kurtze Beschreibung und Erzehlung von einem Juden mit Namen Ahasverus. Gedruckt zu Leyden, bey Christoff Creutzer, waarin de geschiedenis van de Wandelende jood een vaste vorm krijgt: alle elementen die voordien op verschillende plaatsen verteld werden, komen samen in deze tekst. De auteur is onbekend. Deze tekst heeft een grote verspreiding gekend en werd al spoedig in veel, hoofdzakelijk West-Europese talen vertaald. Ook in de Verenigde Staten zijn sporen van de geschiedenis van de Wandelende jood terug te vinden. In een versie uit Utah (1868) verschijnt de Wandelende jood aan een mormoon. Een Chileense variant, waarschijnlijk door een lokale sage beïnvloed, toont aan dat het verhaal van de Wandelende jood tot in Zuid-Amerika gekomen is.
Uiterlijk en beroep van de Wandelende jood zoals die in de Kurtze Beschreibung zijn beschreven, werden bepalend voor zijn optreden in de meeste latere volksvertellingen. De jood krijgt hier ook voor het eerst een naam, Ahasverus. Het is de naam van de koning uit het bijbelboek Esther. Er zijn pogingen gedaan een verklaring te vinden voor het opvallende gegeven dat juist deze naam voor de jood gekozen werd, maar tot op heden is er geen bevredigende uitleg gevonden.
De Wandelende jood is een ‘Begegnungsgestalt’ (ontmoetingspersoon); in de meeste vertellingen waarin hij een hoofdrol speelt staat de ontmoeting tussen hem en een medemens centraal. Uit die ontmoetingen is als het ware de geschiedenis van het personage opgebouwd. De verhalen herinneren aan het bestaan van de Wandelende jood. Het zijn vrijwel allemaal getuigenissen van een ontmoeting met de eeuwig zwervende Ahasverus, afgezien van vier Nieuwgriekse varianten, die volledig van de overige in Europa gangbare versies afwijken. Ook in Friese ver-