beiden de ziel zou meenemen. De eerste de beste die op die dag uit het huis zou komen, zou voor hem zijn. Nu hadden de boer en de boerin een flinke hond. Toen de duivel kwam zei de boer tegen zijn hond: pak hem, waarop de hond op de duivel afstormde. Een hondenziel wil ik niet, zei de duivel, en hij liet zich nooit meer zien.
Dit zogenaamde domme-duivel-sprookje werd in 1969 door Dam Jaarsma in het Friese Houtigehage opgetekend. De hier weergegeven versie is een combinatie van het sprookje van de verdeling van de oogst (at 1030, ‘The Crop Division’) en dat van de hond die in plaats van een mens aan de duivel wordt aangeboden (at 1191, ‘The Dog on the Bridge’). Dit sprookje wordt in zijn verschillende varianten niet alleen in heel Europa verteld, maar ook in het Midden-Oosten en hier en daar ook verder Azië in, evenals in grote delen van Amerika. Het is in Nederland voornamelijk in Friesland en Groningen opgetekend. Ook in Vlaanderen is het zo nu en dan gevonden. Een vroege Nederlandse versie komt voor in een 17e-eeuwse verzameling van grappige verhalen, De geest van Jan Tamboer (1656).
In de meeste Europese versies heeft de verdeling van de oogst betrekking op graan en bieten of aardappelen, producten waarvan het waardevolle deel boven respectievelijk onder de grond groeit. In een verwante fabel bij Aesopus komt een ander verdelingsprincipe voor: binnen en buiten. Een reiziger belooft de god Hermes de helft van wat hij zal vinden aan hem te offeren. Hij offert de pitten van de dadels en de schalen van de amandelnoten. Het verhaal van de oogstverdeling komt het eerst voor in de 14e-eeuwse Spaanse verzameling van exempelen van Juan Manuel. Vermoed wordt dat deze het verhaal uit de Arabische overlevering heeft overgenomen. In Rabelais' Gargantua en Pantagruel (Vierde boek, hfst. 47) komt het voor het eerst voor in combinatie met het verhaal over de door de duivel aan de boer voorgestelde wedstrijd wie de ander het hardst kan krabben (at 1095, ‘Contest in Scratching Each Other with the Nails’). De vrouw van de boer laat met een list de duivel afzien van die wedstrijd, die ongetwijfeld slecht voor haar man zou zijn afgelopen. Ze laat de duivel haar achterwerk zien en zegt dat de boer haar vroeger met zijn nagels twee krabben heeft gegeven die niet genezen. Ook de Nederlandse versie uit Jan Tamboer kent deze combinatie. Bij de gebroeders Grimm komt het sprookje zonder toevoegingen voor (Kinder- und Hausmärchen, nr. 189, ‘Der Bauer und der Teufel’). In plaats van de duivel en de boer komen ook dieren als actoren voor, met name beer en vos (at 9b, ‘In the Division of the Crop the Fox Takes the Corn’).
Het sprookje is wel in verband gebracht met mythologische verhalen over de verdeling van de aarde tussen goden en reuzen of tussen god en de duivel.
ton dekker
teksten: khm nr. 189, Van der Kooi/Gezelle Meerburg 1990, nr. 24.
studies: at 1030; bp iii, pp. 355-364; em iv, kol. 225-234; Liungman 1961, pp. 256-257; Mackensen 1930-40, i, pp. 193-195; De Meyer 1968, pp. 99-100; Sinninghe 1943a, p. 30; vdk p. 401.