Van Aladdin tot Zwaan kleef aan. Lexicon van sprookjes: ontstaan, ontwikkeling, variaties
(1997)–A.J. Dekker, J. van der Kooi, Theo Meder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 188]
| |
De konijnenhoederEen arme dagloner woont met zijn drie volwassen zonen in een hut. Bij die hut groeit een pruimenboom waaraan het hele jaar door pruimen hangen. De koning van het land krijgt midden in de winter trek in pruimen en maakt bekend dat degene die hem een mand lekkere pruimen kan bezorgen, zijn dochter mag trouwen. De oudste zoon van de dagloner gaat met een mand met pruimen naar het hof van de koning. Onderweg komt hij een oude vrouw tegen die hem vraagt wat er in de mand zit. Hij zegt dat er padden in zitten, waarop ze mompelt dat het de mooiste padden mogen zijn die men ooit gezien heeft. Wanneer hij bij de koning aankomt, zijn de pruimen padden geworden en wordt hij weggejaagd. Zijn vader, die denkt dat zijn oudste zoon de pruimen zelf heeft opgegeten, zendt zijn tweede zoon met een mand pruimen naar de koning. Die zoon zegt onderweg tegen de oude vrouw dat er eikels in zijn mand zitten, en wordt eveneens door de koning weggejaagd. De jongste zoon gaat nu op weg en zegt tegen de oude vrouw wat er werkelijk in zijn mand zit. De koning is verrukt over de pruimen, maar wil zijn dochter toch niet zomaar aan de jongen ten huwelijk geven. Hij moet eerst maar eens laten zien wat hij allemaal kan. Hij moet gedurende drie dagen twaalf konijnen in het veld hoeden en ze iedere avond op het paleis laten zien. De konijnen verdwijnen allemaal in de bosjes, de jongen besluit het maar op te geven en naar huis te gaan. Onderweg komt hij de oude vrouw weer tegen. Ze geeft hem een zilveren fluitje waarmee hij de konijnen naar zich toe kan roepen. Er worden nu verschillende pogingen gedaan om de jongen een konijn afhandig te maken. De jachtopziener van de koning wil een konijn omdat hij zelf de prinses wil trouwen. Hij moet zich eerst door de jongen laten vernederen. Nadat deze tien houten proppen op zijn gezicht heeft afgeschoten, mag hij een konijn meenemen. Wanneer de jongen op zijn fluit blaast, rent het konijn weer naar hem terug. De prinses, die niets voelt voor een huwelijk met de jongen, verkleedt zich als boerenmeisje en vraagt hem een konijn aan haar te verkopen. Hij doet het voor een kus. Tenslotte probeert de koning het zelf. Hij verkleedt zich als een bediende en vraagt de jongen hem een konijn te verkopen. Hij moet hiervoor eerst een diepe buiging voor de jongen maken. Het konijn dat hij meeneemt, ontsnapt echter weer naar de jongen. Wanneer de jongen op de derde avond zijn konijnen laat zien, weigert de koning weer zijn dochter te geven. De koning draagt hem op drie zakken vol met gekheid te vullen. De jongen begint de eerste zak te vullen met het verhaal over de jachtopziener, de tweede zak wordt gevuld met de gênante poging van de prinses. Wanneer de jongen de derde zak wil gaan vullen met het optreden van de koning zelf, zegt deze dat dit niet nodig is en dat hij nu zijn dochter wel kan krijgen.
De hierboven weergegeven versie van de Konijnenhoeder (at 570, ‘The Rabbit-Herd’) werd in Friesland in 1894 voor het eerst door S.K. Feitsma in de Friese Volksalmanak gepubliceerd en vervolgens door Waling Dykstra in diens Uit Frieslands Volksleven (1895-96) onder de titel ‘De pruimejongen’ overgenomen. In de jaren zeventig van deze eeuw werd het zowel door Ype Poortinga als Dam | |
[pagina 189]
| |
Jaarsma in Friesland nog eens opgetekend. In de rest van Nederland is het niet aangetroffen. Uit Vlaanderen kennen we vijf lezingen. Het sprookje is in heel Europa bekend, er zijn ruim 400 varianten van opgetekend, vooral in Noord- en Midden-Europa. Het komt vaak in combinatie met andere sprookjes voor. Het is vanuit Europa ook naar Noord- en Zuid-Amerika overgebracht. We vinden het eveneens in Turkije, de Levant en China. In de Kinder- und Hausmärchen is het sprookje ingebed in ‘Der Vogel Greif’ (nr. 165). De oudst bekende versie staat in de Ammenmärchen (1791) van C.A. Vulpius. Dat er van dit sprookje geen oudere optekeningen bestaan, wordt wel in verband gebracht met het soms nogal seksuele, obscene karakter van de inhoud. In veel versies gaat de konijnen-herder wel erg ver met het vragen van een tegenprestatie voor zijn konijn. Sprookjesonderzoekers hebben vastgesteld dat het sprookje daardoor vaak door en voor mannen, onder anderen soldaten, verteld is. De Friese versies zijn doorgaans tamelijk kuis, al laat de held in één versie de moeder en de dochter zich voor zijn ogen uitkleden en naakt in een sloot baden. In dit sprookjestype neemt de underdog op een drastische wijze wraak op de koning die hem onrechtvaardig behandelt. Het bevat een duidelijk sociaal-kritische tendens en past in de thematiek van de strijd tussen arm en rijk. Het gedrag van de koningsdochter wordt soms psychologisch geïnterpreteerd: zij zou zich niet kunnen losmaken van haar vader, waardoor ze aanvankelijk onder het huwelijk met de herdersjongen probeert uit te komen. Dit motief komt onder andere ook voor bij het sprookje van » Koning Lijsterbaard (at 900).
ton dekker teksten: Dykstra 1895-96, ii, pp. 76-80; khm nr. 165; Van der Kooi/Gezelle Meerburg 1990, nr. 12; Poortinga 1977, pp. 88-94; Poortinga 1981, pp. 128-136. |
|