De engelenwacht
Een dominee, die met zijn felle preken tegen de volkszonden, met name tegen het drankmisbruik, velen tegen zich in het harnas heeft gejaagd, wordt op een donkere avond door een stem voor het raam weggeroepen naar het afgelegen huis van een oud gemeentelid, dat op sterven zou liggen. Als hij daar aankomt, blijkt er niets aan de hand. Hij neemt aan dat hij met een kwajongensstreek te maken heeft en keert terug naar de pastorie.
Jaren later - hij is het voorval al lang vergeten - zit hij aan het sterfbed van een van de steunpilaren van zijn gemeente. Deze, pas laat bekeerd en voordien een zondig mens, bekent hem dat hij op die bewuste avond met een aantal makkers de dominee, die zo zeer op hun geweten werkte, uit huis gelokt had met het doel hem te vermoorden. Zij hadden dat echter niet aangedurfd omdat de dominee door iemand (vreemde mannen in het wit, engelen) geëscorteerd werd.
Engelen, spirituele wezens die de verbindingen tussen hemel en aarde verzorgen, vinden we vooral in oude religies die de grote, zonder middelaars nauwelijks overbrugbare afstand tussen godheid en mens benadrukken: het zoroastrisme, het jodendom, het christendom en de islam. Een van de vele functies van engelen is het behoeden van godvruchtigen en rechtvaardigen voor gevaren. De beschermengelfunctie vinden we in het Oude Testament al in de geschiedenissen van Abraham en Izaäk. In het Nieuwe Testament leidt een engel des Heren de apostelen uit de gevangenis (Handelingen 5:17-23, 12:1-19).
In het jodendom heeft zich dan al de overtuiging vastgezet dat ieder mens een persoonlijke bescherm- of waakengel heeft, maar ook, althans volgens sommigen, een boosaardige, demonische engel die, waar de eerste hem op het smalle maar juiste pad probeert te houden, erop uit is hem de brede maar tot verderf voerende weg op te sturen. Dit motief vindt men later ook bij de islam.
De christelijke theologie nam in de middeleeuwen geleidelijk het beschermengelconcept over, maar heeft het nooit formeel uitgewerkt. Vanaf de 19e eeuw is het met name bij de katholieken populair geworden, niet in de laatste plaats door de vele volksprenten die het thema toespitsten op de bescherming van onnozele kinderen, die bijvoorbeeld door hun gevleugelde beschermengel van een afgrond worden weggelokt. Het speelt nu nog een zekere rol in humoristische tekenfilms en cartoons: een engeltje op de rechter schouder en een duiveltje op de linker proberen de held die aarzelt tussen wat leuk is maar niet mag, en wat moet maar niet zo aantrekkelijk is, hun kant op te sturen.
Bij de protestanten vond het geloof aan beschermengelen nauwelijks ingang en het is daarom verrassend dat bovenstaand verhaal (vdk 770a*, ‘De engelenwacht’) juist bij hen - in elk geval in Nederland, want hier was en is het nog zeer bekend - zo geliefd is geworden. Het wordt dan ook wel gekarakteriseerd als een protestantse legende. Het houdt qua thematiek en vertelwijze in de meeste varianten het midden tussen het legendesprookje met zijn nadruk op het wonderbaarlijke, en de christelijke sage die het geloofwaardige van het exemplarische goddelijke ingrijpen wil