De engel en de heremiet
Een man (een heremiet, een rabbi, een heilige, of Petrus, of Mozes) kan maar niet begrijpen waarom God op aarde in zaken van goed en kwaad handelt zoals Hij doet. De man ontmoet een engel (een Godsgezant, een profeet [Chidr, Elia], of Jezus) die hem meeneemt op een reis. De engel doet drie dingen die indruisen tegen wat de man ziet als normen van fatsoen en rechtvaardigheid: hij doodt de zoon van een man die hen gastvrij opnam, steelt van een vriendelijke gastheer een kostbaar voorwerp en schenkt dit aan een onvriendelijke, en steekt het huis van een gastheer in brand.
De geschokte heremiet weigert verder met de engel op te trekken. Deze rechtvaardigt daarop zijn handelwijzen: de zoon van de gastvrije man zou, als hij volwassen zou zijn geworden, zijn vader hebben omgebracht; het gestolen voorwerp zou zijn bezitter in het ongeluk hebben gestort; bij het herbouwen van het afgebrande huis zal de eigenaar een grote schat vinden. De heremiet leert zo dat Gods wegen weliswaar ondoorgrondelijk zijn, maar uiteindelijk altijd tot een groter goed zullen leiden. Tevredengesteld en met een hernieuwd godsvertrouwen keert hij naar zijn kluis terug.
Deze wijd verspreide theodicee-vertelling van de engel en de heremiet (at 759, ‘God's Justice Vindicated’), een uitgesproken legendesprookje, probeert ons te verzoenen met een van de voor de gelovige mens grootste raadsels: de ondoorgrondelijkheid van Gods raadsbesluiten, die het zo moeilijk maakt het kwaad op dit ondermaanse te aanvaarden. Het kent een lange geschiedenis met verschillende redacties en allerlei variaties en is vermoedelijk in de eerste eeuwen van onze jaartelling ontstaan in een christelijk en/of joods milieu in het Nabije Oosten.
In het laatste milieu circuleerden al langer verhalen die de theodicee-problematiek tot onderwerp hadden. De oudste uitgewerkte lezing is te vinden in de christelijke Vitae patrum-overlevering, de vanaf de 5e eeuw aangelegde verzamelingen stichtelijke verhalen over het godvruchtige leven van de eerste monniken en kluizenaars, die zich in de woestijn teruggetrokken hadden om de wereld te kunnen verzaken. Deze versie (met een heremiet en een engel als reisgezellen) is niet exact te dateren, maar zij moet ouder zijn dan de koran (ca. 610 tot 632), want de daar in Soera 18:60-82 weergegeven lezing (Mozes en een