De druiven zijn zuur
Gedreven door honger probeerde een vos enkele hooghangende druiven te pakken. Hij sprong een paar keer zo hoog hij kon, maar zei, toen hij merkte dat hij er niet bij kon: ‘Jullie zijn nog niet rijp; zure druiven lust ik niet.’ En hij ging weg.
Aldus de vrijgelaten slaaf Phaedrus (in zijn Fabulae Aesopicae, ca. 40 n.C., in het Grieks) en (in het Latijn) de gehelleniseerde Romein Babrius (2e eeuw n.C.). Phaedrus' tekst gaat terug op een korte klassieke fabel, die al in de 4e eeuw v.C. werd toegeschreven aan Aesopus, een even fantasievolle als wijze Griekse slaaf uit Klein-Azië, die vermoedelijk in 564 v.C. in Delphi vermoord werd. Hij werd de held van een volksboek vol verhalen, streken en fabels, de Vita Aesopi.
Deze fabel met haar zo voor de hand liggende moraal werd in handschrift en druk zeer populair, zowel in Europa, waar zij aanvankelijk vooral in het Latijn, later ook in de volkstalen verspreid werd (we vinden haar bijvoorbeeld als nr. 55 in de 13e-eeuwse Middelnederlandse Esopet-bewerking), als in de Arabische wereld. Buitengewoon invloedrijk werd een Duitse bewerking door Heinrich Steinhöwel (1412-82). Diens compilatiewerk Esopus (ca. 1477) werd via een in 1484 te Antwerpen gedrukte Nederlandse vertaling Dye historien ende fabulen van Esopus startpunt voor een lange reeks Nederlandse lezingen. Na 1668 werd hier ook de versie van La Fontaine (1621-95), ‘Le renard et les raisins’, geliefd (iii, ii).
Het Nederlandse spreekwoord ‘De druiven zijn zuur’, dat we kennen sinds de 17e eeuw, gaat op deze fabel terug. Vaak wordt het verlengd tot een apologisch of zei-spreekwoord: ‘..., zei de vos, maar hij kon er niet bij.’ Dit spreekwoord heeft parallellen in vele talen; vergelijk bijvoorbeeld het Duitse ‘Die Trauben sind ihm zu sauer’ en ‘Die Trauben hängen ihm zu hoch’, het Engelse ‘The grapes are sour’ en het Franse ‘Les raisins sont trop vert’.
‘De druiven zijn zuur’ was en is vooral als literaire fabel, als schoolleesboektekst en als spreekwoord geliefd. Toch vond en vindt men haar ook wel in de mondelinge overlevering. Niet zo vaak, maar wel wijd verspreid, van India tot West-Europa, van Scandinavië tot Zuid-Afrika. In Nederland werd zij na de Tweede Wereldoorlog enkele malen in Friesland opgetekend. Meestal gaat het bij deze teksten om door hun vertellers niet meer herkende neerslagen van leesstoffen, met name in West-Europa, maar allerlei lokale en regionale variaties op het dier en het versmade voedsel maken het aannemelijk dat er zo hier en daar toch ook langere mondelinge tradities (mee) in het spel waren en mogelijk nog wel zijn.
jurjen van der kooi
teksten: Perry 1975, p. 31, 303-305; Stuiveling 1965, ii, nr. 55.
studies: at 59; dg nr. 214; em v, kol. 527-534; Marzolph 1992, ii, nr. 1119; Röhrich 1991-92, iii, pp. 1634-1635; Schippers 1995, nr. 431; Stahl 1980; Stoet 1923-25, i, nr. 501; vdk p. 290.