Onder de groene linde. Verhalende liederen uit de mondelinge overlevering. Deel 3. Liederen over trouw en ontrouw in de liefde, verleiding en verlating
(1991)–A.J. Dekker, Marie van Dijk– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 228]
| |||||||||||||||||||
35
| |||||||||||||||||||
ToelichtingHet vogeltje, in Nederland heden ten dage bijna alleen nog bekend als het sneeuwwitte op een stekendorentje, vinden we voor het eerst in het zogenoemde Zutphens Liedboek uit 1537 (nr. 35; de transcriptie is overgenomen uit Leloux): (1)
Es spruttenn 3 blomkens in gennen tael,
alleine,
baeffen brett beneden schmal.
so, mien lieffken, so.
(2)
Baeffenn brett, beneden,
alleine
dar op so rost die nachttegal.
so, mien lieffken.
(3)
Auch nachtegal, klain fogelken,
alleine,
wolstvv dar meinen baede wal sienn?
so.
(4)
Woe soltt ich ivven bade sien,
alleine,
ich sin so klainen fogelken.
so, mien lieffken.
| |||||||||||||||||||
[pagina 229]
| |||||||||||||||||||
(5)
Al sinntt gy klain, gy fliegett so schnel,
alleyne,
gy foertt dar meinen baetschaff wol.
so, mien lieffkenn, so.
(6)
Hie nam das brieffkenn in sinnen muntt,
alleine,
hie fure mitt al affer datt gron woltt.
so, mien lieffkenn, so.
(7)
Hie gaff datt fennsterkenn ainen stott,
alleyne,
schlap gy lieff, off sinntt gy doet?
so, mien lieffken, so.
(8)
Ich schlap also faste niett,
alleyne,
ich hor al watt mien lieff entboett!
so etc.
(9)
Iw lieff entbott ivv guden pris,
alleine,
hie wil gan trvven ain ander wieff.
etc.
(10)
Wil hie gaen trvven ain ander wieff,
alleine,
so will ich gaen trvven ainn ander man!
besehen wytt erst berawen sal!
so, mien lieken, so.
(11)
Nvv bied ich gott an vnsse lieffe fravv,
alleine,
datt hett mien lieffken erst beravv!
so, mien lieffken, so.
| |||||||||||||||||||
[pagina 230]
| |||||||||||||||||||
[pagina 231]
| |||||||||||||||||||
[pagina 232]
| |||||||||||||||||||
De meeste latere varianten beginnen met de derde strofe; alleen een in de jaren negentig van de vorige eeuw door Albert Blyau te Ieperen - waar het lied op de kantwerkstersscholen te allen tijde veel is gezongen (Blyau/Tasseel, p. 274) - opgetekende variant, verbasterd, met een ander refrein, maar inhoudelijk overeenkomend met de Zutphense versie, bevat ook de eerste twee strofen.
De refreinregels, de tweede en de vierde in elke strofe, zijn in het Zutphens Liedboek telkens geheel of gedeeltelijk uitgeschreven. Ze werden door Hoffmann, die de tekst voor het eerst, niet zonder er zijn eigen stempel op te zetten, publiceerde (1856), en later door Van Duyse, die op zijn manier weer aan Hoffmanns tekst sleutelde, min of meer onder tafel geveegd: het so, mien lieffken, so is weggevallen of opgelost in andere refreinregels; het alleine of alleyne, dat in vele vormen van klanknabootsing of -associatie bleef bestaan, is als zodanig nog te vinden in een variant in de collectie Volks- en Straatliedjes (1650-1750):
Amoureus gesang van twe soete liefjes en 't kleyne Nagtegaeltje. Stemme: Als 't begint. (1)
O Winterken kout / hou bister soo bout
Vergangen is ons dat groene wout
Alleyne
(2)
Gelyken de Roosjes in daer dael
Van der minne zingt ons de nagtegael
Alleyne
(3)
o Nagtegael kleyn vogelkyn
Wou jij er dat's mijn Liefs bode wel syn
Alleyne
De derde tot en met de negende strofe van deze variant zijn wat de inhoud betreft gelijk aan de versie uit het Zutphens Liedboek.
In Erk/Böhme zijn onder nr. 413 drie ongeveer met ons lied overeenkomende, in de 19e eeuw uit mondelinge overlevering opgetekende liederen opgenomen. Deze hebben alle drie de overgang van minnelied naar bruiloftsliedGa naar eind1., zoals in ons voorbeeld A. Een vroeg Nederlands voorbeeld van deze overgang ofwel collage van liederen is te vinden in de in Deventer bij J.H. de Lange gedrukte Nieuwe Overtoomsche Marktschipper of Durkerdammer Kramer (z.j., ca. 1805, p. 59) | |||||||||||||||||||
[pagina 233]
| |||||||||||||||||||
in een versie waarin we letterlijk ons liedvoorbeeld E, wat de overgang van minnelied naar bruiloftslied betreft liedvoorbeeld A, wat de vorm betreft alle voorbeelden (A t/m F) alsmede de mooie Volendamse, door Veurman (zie lit.) gepubliceerde versie herkennen: Een Nieuw Vermakelijk Lied.
Op de wijs: Mooi Saartje. (1) Nagtegaalte klein Vogeltje koen /
Nagtegaaltje klein Vogeltje koen:
Wiltje mijn liefje de boodschap doen?
Ligt om deine / ligt van liere liere leine:
Ligt van tiere liere loosje /
Wiltje mijn Liefje de boodschap doen?
Ligt om dom.
(2)
Ik kan u liefje geen boodschap doen / bis.
Daar binnen de kleine Vogeltjes toe / bis.
Ligt om deine / bis / bis.
(3)
Hij nam den brief al in zijn bek / bis.
Hy vloog 'er mee het zee gat in / bis.
Ligt om deine / bis / bis.
(4)
Het Zee-gat is al zo een diepe dal / bis.
Tot dat hy by zijn liefs venster kwam / bis.
Ligt om deine / bis / bis.
(5)
Voor zijn liefs venster gaf hy een stoot / bis.
Slaapje of waakje / of benje dood? bis.
Ligt om deine. bis bis.
(6)
Mijn liefje schrijft my als uit Parijs / bis.
Dat hy zal nemen een ander wijf / bis.
Ligt om deine. bis / bis.
(7)
Neemt hy een wijf / ik zal nemen een man / bis.
Ligt om deine. bis / bis.
| |||||||||||||||||||
[pagina 234]
| |||||||||||||||||||
(8)
Ik ging 'er op hoge Bergen staan / bis.
Ik zag de bruid na de kerke gaan / bis.
Ligt om deine. bis / bis.
(9)
Daar gaat nu heen de vuile Bruid / bis.
Haar beste dagen die bennen uit / bis.
Ligt om deine. / bis.
(10)
Haar beste dagen die komen aan / bis.
't Avond slaap zy al by haar man /
Ligt om deine. bis / bis.
(11)
Nu zullen wy te kermis gaan / bis.
Kopen de bruid een kermis kraam
ligt om deine. bis / bis.
(12)
Nu heeft de bruid een kermis kraam / bis.
Daar mag ze mee na bed toe gaan / bis.
Ligt om deine. bis / bis
(13)
Zo drinken wy een glaasje Wijn / bis.
't Zal Bruid en Bruidegoms gezondheid zijn / bis.
Ligt om deine. bis / bis.
(14)
Nu zullen wy zingen tot besluit / bis:
Dat dit mooije liedje nu is uit / bis.
Ligt om deine. bis / bis.
Deze versie is in de loop van de negentiende eeuw nog vele malen herdrukt, hetzij in nieuwe uitgaven van De Nieuwe Overtoomse Marktschipper, hetzij op losse liedbladen, hetzij in andere blauwboekjes als bij voorbeeld De Zingende Nachtegaal (ca. 1900, Rombouts, Roosendaal). Het bewijst slechts dat er vraag naar het lied was en dat het werd gezongen; de teksten in de blauwboekjes dienden tot geheugensteuntje voor de tekst, de melodieën werden bekend verondersteld.
Bij mevrouw Anna Petronella Hogendorf-Dijkstra in Groningen nam Will Scheepers in 1962 een versie op waarin telkens twee strofen uit de Zutphense versie in een nieuwe strofe zijn samengevoegd. De introductie, in de overige Noordnederlandse varianten weggevallen, herinnert aan die in het Zutphens Liedboek; ook de refreinwoorden zijn bijzonder: | |||||||||||||||||||
[pagina 235]
| |||||||||||||||||||
1
Ik kwam laatst in een boomgaard aan
di don dein
Daar zag ik ene noteboom staan
di don dein
En aan die boom daar was een tak
Waar een klein nachtegaaltje zat
Rozemarijn
2
O nachtegaal, gij vogel klein,
di don dein
Och wilde gij mijn bode zijn?
di don dein
Ik kan niet uwe bode zijn
Want gij zijt groot en ik ben klein
Rozemarijn. enz.
Andere ‘boomgaard’-versies, echter zonder het di don dein, met andere melodieën, zijn tot nu toe alleen in Vlaanderen opgetekend (Bols en Heyns, zie lit.). De enige variant met een vergelijkbare refreinregel (din don deyne) maar zonder verdere formele overeenkomsten, Daar was een sneeuwwit vogeltje, | |||||||||||||||||||
[pagina 236]
| |||||||||||||||||||
stamt eveneens uit Vlaanderen (Frans-Vlaanderen); het lied werd daar vóór of in 1840 door Ed. de Coussemaker opgetekend. Nadat het voor het eerst was gepubliceerd (Willems 1848) werd Daar was een sneeuwwit vogeltje in toenemende mate herkend als een oud en authentiek volkslied dat inmiddels niet meer weg te denken is uit de Nederlandse muziekliteratuur. De - althans voor onze begrippen - bijzondere melodie van Daar was een sneeuwwit vogeltje kwam, achteraf beschouwd, niet helemaal uit de lucht vallen. In de Boerenlieties en Contredansen (ca. 1700, nr. 739) staat onder de titel of beginregel (tevens versregel uit De koekoek op de toren zat, zie ook liedvoorbeeld A, str. 8), Het eerste jaar een dogtertie een melodie met eenzelfde schema (a-a-b-b'), waarvan de eerste helft nagenoeg hetzelfde is, de tweede helft dezelfde melodielijn volgt als die van Daar was een sneeuwwit vogeltje. | |||||||||||||||||||
Lied
| |||||||||||||||||||
[pagina 237]
| |||||||||||||||||||
3
Hij gaf het kamervenster enen stoot:
Zeg of slaapte gij of waakte gij of zijt gij dood?
Van rede medicijn
Zeg of slaapte gij of waakte gij of zijt gij dood?
Van riderdom.
4
En ik slaap niet en ik waakte en ik ben toch niet dood,
Maar ik verwacht enen brief van mijnen zoetelief,
Van rede medicijn
Maar ik verwacht enen brief van mijnen zoetelief,
Van riderdom.
5
Hier is den brief van uw zoetelief,
Dat ie trouwen gaat met een ander lief,
Van rede medicijn
Dat ie trouwen gaat met een ander lief,
Van riderdom.
6
Zij ging op hoge bergen staan
Om de belle mooie bruid naar de kerk zien te gaan,
Van rede medicijn
Om de belle mooie bruid naar de kerk zien te gaan,
Van riderdom.
7
Daar gaat die belle mooie bruid naar de kerk
En de rokken die hangen haar van onderen uit,
Van rede medicijn
En de rokken die hangen haar van onderen uit,
Van riderdom.
8
En 't eerste jaar een zoontje fijn,
Het tweede jaar ene dochter fijn,
Van rede medicijn
Het tweede jaar ene dochter fijn,
Van riderdom.
9
Zo ging het voort van jaar tot jaar
Totdat er een en twintig waar,
Van rede medicijn
Totdat er een en twintig waar,
Van riderdom.
| |||||||||||||||||||
[pagina 238]
| |||||||||||||||||||
10
Den enen had geen kousen aan
En den anderen die had geen schoenen aan,
Van rede medicijn
En den anderen die had geen schoenen aan,
Van riderdom.
Gezongen door Odilia Huberts-Bongaerts (1891-1973) te Roermond. | |||||||||||||||||||
Opname november 19621
Klein nachtegaaltje, vogeltje schoon,
Klein nachtegaaltje, vogeltje schoon
En wil je voor je liefste eens een boodschapje doen?
Van je limme domme dij, van je limme domme dij,
En wil je voor je liefje eens een boodschapje doen?
Van je limme domme dij.
| |||||||||||||||||||
[pagina 239]
| |||||||||||||||||||
2
En welk een boodschap zal dat zijn?
Een briefje gaan bestellen aan een zoetelief van mij,
Van je limme domme dij, van je limme domme dij,
En een briefje gaan bestellen aan een zoetelief van mij
Van je limme domme dij.
3
En hij nam het briefje in zijn bek
En hij vloog ermee over de zee ga je mee,
Van je limme domme dij, van je limme domme dij,
En hij vloog ermee over de zee ga je mee,
Van je limme domme dij.
4
En hij vloog ermee over berg en dal
En totdat hij aan het huisje van zijn zoetelief kwam,
Van je limme domme dij, van je limme domme dij,
En totdat hij aan het huisje van zijn zoetelief kwam,
Van je limme domme dij.
5
En hij gaf aan het venster enen stoot:
Slaap jij of waak je of ben je hallef dood?
Van je limme domme dij, van je limme domme dij,
En slaap jij of waak je of ben je hallef dood?
Van je limme domme dij.
6
En ik slaap en ik waak niet en ik ben er niet dood,
Maar ik lig er met mijn hoofdje op mijn zoetelief z'n schoot
Van je limme domme dij, van je limme domme dij,
En ik lig er met mijn hoofdje op mijn zoetelief z'n schoot
Van je limme domme dij.
Gezongen door Marten Pouwelse en zijn echtgenote te Westkapelle. | |||||||||||||||||||
[pagina 240]
| |||||||||||||||||||
C. Klein nachtegaletje, klein vogeltjeOpname 12 juli 19651
Klein nachtegaletje, klein vogeltje,
Klein nachtegaletje, klein vogeltje,
Je bent er zo klein en je vliegt er zo snel,
Van je Rotterdam van je falderiora
En je bent er zo klein en je vliegt er zo snel,
Van je Rotterdam.
Gezongen door Petronella de Kraker-Haak (1901-1989) te Hoek. | |||||||||||||||||||
Opname 29 januari 1968 | |||||||||||||||||||
[pagina 241]
| |||||||||||||||||||
1
Kom klein nachtegaal, vogeltje lief,
Kom klein nachtegaal, vogeltje lief,
Wil je voor mijn liefste een boodschap doen?
Lochtomdijn van turelurelijn
Wil je voor mijn liefste een boodschap doen?
Lochtomdijn.
2
Daar ben ik veel te klein vogeltje voor!
Al ben jij klein, jij vliegt toch snel,
Lochtomdijn van turelurelijn
Al ben jij klein, jij vliegt toch snel,
Lochtomdijn.
3
Het nam de brief in zijne bek.
En zeg dat ik trouw met een and're vrouw,
Lochtomdijn van turelurelijn
En zeg dat ik trouw met een and're vrouw,
Lochtomdijn.
4
Zoekt gij een vrouw, dan ik een man,
Een ieder doet al wat hij kan,
Lochtomdijn van turelurelijn
Een ieder doet al wat hij kan,
Lochtomdijn.
Zijn eerste vrouw heette Magdaleen.
Zij at het vlees en hij kauwde het been,
Lochtomdijn van turelurelijn
Zij at het vlees en hij kauwde het been,
Lochtomdijn.
Zijn tweede vrouw heette nachtegaal.
Zij at het ei en hij kauwde het schaal,
Lochtomdijn van turelurelijn
Zij at het ei en hij kauwde het schaal,
Lochtomdijn.
| |||||||||||||||||||
[pagina 242]
| |||||||||||||||||||
Zijn derde vrouw heette Hotteretot.
Zij at de pap en hij scharde de pot,
Lochtomdijn van turelurelijn
Zij at de pap en hij scharde de pot,
Lochtomdijn.
Gezongen door Maria Roelen-Vermeulen te Tilburg, waar zij in 1923 werd geboren. Ze leerde veel liederen van haar moeder. Er waren zeven kinderen in het gezin. 's Avonds werden er spelletjes gedaan en ook werd er veel gezongen. Het samen zingen vond mevrouw Roelen heerlijk. Wat dat betreft heeft ze ook goede herinneringen aan de textielfabriek waar ze van haar veertiende tot haar zesentwintigste jaar heeft gewerkt. In Bijlage 5 vertelt ze hierover. | |||||||||||||||||||
[pagina 243]
| |||||||||||||||||||
Lichtomdeine licht van tiere-tiereleine
Lichtomdeine licht van tiere-lierelein.
Licht van tiere-liere-loosje,
Wil mijn liefje de boodschap doen?
Lief don dom.
Dit lied werd gezongen door Johanna Geurden-van den Hagen te Uden. Zij werd in 1916 geboren in Nistelrode en werd grootgebracht door haar grootouders. Van hen leerde zij ook haar liederen. | |||||||||||||||||||
F. En daar zat een vogeltje op het heinOpname 26 februari 19711
En daar zat een vogeltje op het heinGa naar margenoot*
Lochtomdei van tierelierelein
Lochtomdei tierelasie
En daar zat een vogeltje op het hein,
Lochtomdei.
| |||||||||||||||||||
[pagina 244]
| |||||||||||||||||||
2
Wilde gij mijn liefje een boodschap doen?
Wilde gij mijn liefje een boodschap doen?
Daar ben ik veelsten klein vogeltje voor,
Lochtomdei van tierelierelein
Lochtomdei tierelasie
Daar ben ik veelsten klein vogeltje voor,
Lochtomdei.
3
Al bende gij klein, gij vliegt zo snel,
Al zijde gij klein, gij vliegt zo snel,
Mijn liefjes boodschap, die doede gij wel,
Lochtomdei van tierelierelein
Lochtomdei tierelasie
Mijn liefjes boodschap die doet gij wel,
Lochtomdei.
4
Hij nam het briefjen al in zijn bek,
Hij nam het briefjen al in zijn bek,
Vloog er mee over de zee, vaarwel!
Lochtomdei van tierelierelein
Lochtomdei tierelasie
Vloog er mee over de zee, vaarwel!
Lochtomdei.
5
Hij tikte op 't venster met zijne poot,
Hij tikte op 't venster met zijne poot:
Hier is de brief van jouw zoetelief!
Lochtomdei van tierelierelein
Lochtomdei tierelasie
Hier is de brief van jouw zoetelief!
Lochtomdei.
6
Wat hedde getrouwd toch een kwaai wijf,
Wat hedde getrouwd toch een kwaai wijf
Ik krijg met tang en pook op mijn lijf!
Lochtomdein van tierelierelein
Lochtomdei tierelasie
Ik krijg met tang en pook op mijn lijf!
Lochtomdei.
| |||||||||||||||||||
[pagina 245]
| |||||||||||||||||||
Gezongen door Anna Mommers-de Veth (1908-1979) te Rijen. Zij werd geboren in Oudenbosch, waar ook haar ouders vandaan kwamen. De liederen leerde zij van haar moeder die ze weer van haar moeder had geleerd. | |||||||||||||||||||
Data en plaatsen van opname
| |||||||||||||||||||
Vermeldingen/literatuurnachtegaal: Blyau/Tasseel nr. 107; Bols nr. 86; Coussemaker nr. 48; v. Duyse I, nr. 210; Erk/Böhme II, nr. 412 en 413; Heyns nr. 31; Hoffmann 1833, 109; 1856, nr. 89 en 90; Kalff 354-364; Leloux 154-157; Lootens/Feys nr. 59 en 60; Veurman nr. 13; Volks- en Straatliedjes nr. 632; Willems nr. 96.
koekoek: Erk/Böhme II, nr. 880; Kunst 1951, nr. 13; Veurman/Bax nr. 25. | |||||||||||||||||||
[pagina 246]
| |||||||||||||||||||
|