| |
| |
| |
31
Aan d'oever van een waterkant
Samenvatting
Een heer spreekt een vrouw aan die van ellende op het punt staat zich met haar zoontje te verdrinken. Hij biedt zich aan om haar een vrolijker leven te bezorgen. Ze kan daarop niet ingaan; haar hart is nog steeds bij de vader van het kind, de man die haar zeven jaar daarvoor zwanger achterliet om naar Batavia te gaan. Wanneer de heer bemerkt hoezeer ze haar vroegere geliefde nog is toegedaan, hem in feite trouw is gebleven, maakt hij zich bekend: hij is haar oude liefde.
| |
Toelichting
Weliswaar is de mise en scène veranderd, maar het thema van Daar zou er een magetje vroeg opstaan (lied 28, 29 en 30) is onveranderd gebleven: een meisje of vrouw wordt na een periode van alleen-zijn benaderd door een vreemdeling, die na enig vorsen en peilen haar eerbaarheid en trouw toereikend acht om zich als de betreffende geliefde bekend te maken.
De melodie van voorbeeld B is dezelfde als die van Jonge dochters hoort mijn klacht (lied 26).
| |
A. Aan d'oever van een waterkant
Opname 3 juni 1965
| |
| |
1
Aan d'oever van een waterkant
Hoort men een moeder klagen,
Met een lief knaapje aan haar hand,
2
Zij sprak: Lief kind, wat moeten wij lijden
Terwijl ik was van u belaân
Is hij vertrokken naar Batavia.
3
Het is reeds zeven jaar, mijn kind,
Dat ik met u zit te zuchten
En van geen mens meer troost meer vind;
Van mijn ouders moest ik vluchten.
4
Een heer die daar voorbij kwam gaan,
Een heer die daar voorbij marcheert
Die hoort de klagende moeder aan,
Vroeg haar wat haar mankeert.
5
Zij sprak: Mijnheer, nog langer te lij'n
'k Wil me liever tot de dood berei'n.
Het is de schuld van de vader van dit kind
Daar ik mij aan deze rivier bevind.
6
Hou op met uw droefheid en geklaag,
Wil u tot vreugde begeven!
Neem deze vriend als uwe aan
En wij zullen dan in vreugde leven.
7
Zij sprak: Mijnheer, in 's levens dagen
Kan mij geen andere vriend behagen;
Het is Albertus die ik min,
Het is Albertus, hij blijft mijn vrind.
8
Als het dan uw hart zo gaat:
Kom, zoetlief kind, omhels uw vader!
Het is Albertus die voor u staat,
Kom tot mij en treed wat nader.
| |
| |
9
Kent gij niet meer uw zoet beminde
Die u hier zo in droefheid moet vinden?
'k Heb u gebracht in druk en pijn;
Door de hechte trouw zal het vergeten zijn.
Gezongen door Aaffien v.d. Laan-Vast te Vlagtwedde. Zij werd in 1899 geboren in Noordbroek, waar ook haar familie vandaan kwam. Ze leerde veel liederen van haar grootmoeder die, als vader en moeder aan het melken en aan het voeren waren, in het schemeruur voor haar kleinkinderen zong.
| |
B. Laatst aan een waterkant
Opname 24 mei 1977
1
Was een moeder aan het klagen
Met haar zoontje bij die hand
Ze zei: Mijn kind, wat moeten wij lijden
Met uwen vader tussen beiden
In die wellusten en plezier;
En onze grafplaats is in deze rivier.
| |
| |
2
Het is nu zeven jaar, mijn kind,
Dat ik met u leef in zuchten
en bij niemand troost meer vind,
van mijn ouders moest gaan vluchten.
Het is de schuld van uwen vader
Alsdat wij zijn in druk tegader:
Van dat ik was met u belaân
Is hij vertrokken naar Batavia.
3
Schept hij in onz' druk plezier:
God verleen hem vreugdig leven
En wij zullen in deze rivier
Ons aan die dood gaan overgeven.
Zij tilt haar kind in hare armen
Het zoontje maakt een droef gekarmen
Zij riep: Adieu Albert, met klacht
Zij heeft het kind naar de rivier gebracht.
4
In haar zuchten en getraan
Enen heer die daar passeerde
Sprak die droevige moeder aan,
Vroeg aan haar wat er mankeerde.
Ze zei: Mijnheer, na lang te lijden
Ga ik mij tot die dood bereiden.
't Is door den vader van dit kind
Dat ik mij in deze droeve nood bevind.
5
Het is Albert waar ik naar zucht:
Alsdat ik was van hem bevrucht
Naar het Oosten toe gevaren.
Ik ben van iedereen verlaten,
Geen enen troost kan mij meer baten!
Ik wil van de wereld met mijn kind
Hetgeen die droevige dood niet heeft verdiend.
6
Staak uw zuchten en geklaag,
Wil u tot plezier begeven:
Stel uw Albert uit uw gedacht',
Wil met mij in vreugde leven.
| |
| |
Zij sprak: Mijnheer, mijn levensdagen
Kan mij geen ander vriend behagen.
Ik sterf nu met een trouw gedacht
Tot hem, al heeft hij mij in het verdriet gebracht.
7
Hoe kunt gij zo gekomen zijn
Aan degene die u doet lijden
Dat gij in deze laatste nood
U wil tot die dood bereiden?
Mijnheer, dat in mijn zoontjes wezen
En in mijn harte staat Albert te lezen.
Denkt hij aan kind of moeder niet,
Ik blijf hem trouw al ben ik in verdriet.
8
Als het in u hart zo gaat:
Kom dan, kind, omhels uw vader,
Het is Albert die voor u staat!
Of kent gij soms niet meer uwen beminden
Die u in deze laatste nood komt vinden,
Je heeft gebracht in druk en pijn?
Door den echten trouw zal het al vergeten zijn.
Gezongen door Gertruda Dings-Verschaeren (1891-1990) te Liessel. Voor meer bijzonderheden over haar zie lied 34.
| |
Data en plaatsen van opname
03 06 1965 |
Vlagtwedde |
24 05 1977 |
Liessel |
|
|