Onder de groene linde. Verhalende liederen uit de mondelinge overlevering. Deel 3. Liederen over trouw en ontrouw in de liefde, verleiding en verlating
(1991)–A.J. Dekker, Marie van Dijk– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 206]
| |||||||||
30
| |||||||||
ToelichtingEen variatie op het thema van Daar zou er een magetje vroeg opstaan (zie lied 28 en 29). Het aanspreken van het meisje door de als vreemdeling, hier als grijsaard vermomde geliefde, het uithoren of peilen hoe het meisje over hem denkt, het afwerpen van de vermomming en de herkenningsscène zijn gebleven. De impliciete moraal in Zeg meisjelief waar weent gij om is dat meisjes die hun maagdelijkheid weten te bewaren en desnoods te verdedigen met een huwelijk worden beloond. | |||||||||
[pagina 207]
| |||||||||
1
Zeg meisjelief, waar weent gij om?
Ach, om een dierbaar vriend
Die door zijn langbeproefde min
Mijn weermin had verdiend.
2
O zo, en gij bemindet hem?
Ja, met gehele mijn hart.
Welnu dan, groef u voor uw vriend
Met eigen hand een graf?
3
Neen grijsaard, gij begrijpt mij niet,
Hij stond mij nare mijn eer
En heeft men eens dien schat verspeeld
Die krijgt men nimmer weer.
4
Voor wien beware gij dan die schat
Die gij zo hoog waardeert?
Wel, voor mijn Karel als hij komt,
Berouwvol wederkeert.
5
En als ik dan een jongeling was
En ik zwoer u eeuwig trouw?
En als gij dan mijn Karel waart
Dan werd ik uwe vrouw.
6
Dan werp ik hoed en pruik en jas
En stok en mantel weg
Terwijl ik een berouwvol hart
Aan uwe voeten leg.
7
Zo zijn zij in de echt getreên
Voor Godes echtaltaar
En nu blijven zij zo zwaar beproefd
Voor eeuwig bij elkaar.
Gezongen door Berentje Bult te Borgsweer. | |||||||||
[pagina 208]
| |||||||||
B. Zeg meisjelief, waar zucht je om?De laatste twee regels van de strofen worden telkens herhaald. | |||||||||
Opname 9 mei 19661
Zeg meisjelief, waar zucht je om?
Al om mijn liefste vriend
Die na een lang beproefde min
Mijn liefde had verdiend.
2
Hoe raak je deze vriend dan kwijt
Die je zo hoog waardeert?
Ja, om een enkele weigering
Is hij van mij ontvlucht.
3
Hoe kon je zo bespottelijk zijn
In uwe vroege jeugd?
Ja, zo bespottelijk kan ik zijn
In strijd voor eer en deugd.
4
Ik zag hem door de kamer gaan
Met een ander aan zijn zij,
Ik hoorde hem woorden van liefde fluist'ren
En 't was niet meer tot mij.
5
En als ik dan eens jonkman was
En ik zwoer u 't woord tot trouw?
En als gij dan mijn Karel waart
Dan werd ik ook uw vrouw.
| |||||||||
[pagina 209]
| |||||||||
6
Dan wierp ik stok en hoed en pruik
En rok en mantel weg
Terwijl ik met een berouwvol hart
Mij aan uw boezem leg.
7
O Karel, ja, je bent het zelf
Die als grijsaard tot mij sprak
En met hetzelfde liefdevuur
Dat eens mijn hart doorstak.
8
Nu treden zij voor Gods altaar
En zweren eeuwig trouw
En leggen door des priesters hand
Een onverbreekb'ren band.
Gezongen door Gertrudis Nijssen-Luijten (1897-1982) te Herten. Ze werd geboren in Neer. De meeste liederen die ze kende leerde ze van haar veel oudere zusters die bij alle voorkomende werkzaamheden - op het land zowel als in huis - graag zongen. Mevrouw Nijssen heeft in de loop der jaren verscheidene liederen voor ons opgeschreven en gezongen. Bovendien verschafte ze ons zowel schriftelijk als in uitvoerige gesprekken veel informatie over gebruiken in haar geboorteplaats en in Zuid-Limburg, waar ze lange tijd woonde. | |||||||||
[pagina 210]
| |||||||||
1
Zeg meisjelief, waar schreie gij om?
Ach, om mijn dierb're vriend
Die door zijn langbeproefde min
Mijn liefde had verdiend
Die door zijn langbeproefde min
Mijn liefde had verdiend.
Gezongen door Trijntje de Jong-van der Zee (1892-1982) te Bolsward. Ze leerde haar liederen hoofdzakelijk van haar vader. Voor meer informatie over mevrouw De Jong: zie Bijlage 2. | |||||||||
D. Zeg meisjelief, waar treurt gij om?Opname september 19591
Zeg meisjelief, waar treurt gij om?
Wel, om mijn dierb'ren vrind
Die door zijn trouwe proef te min
Zijn liefde had vermind
Die door zijn trouwe proef te min
Zijn liefde had vermind.
Gezongen door mevrouw E. Slingeland-de Jager te Rotterdam. | |||||||||
Data en plaatsen van opname
|