Onder de groene linde. Verhalende liederen uit de mondelinge overlevering. Deel 3. Liederen over trouw en ontrouw in de liefde, verleiding en verlating
(1991)–A.J. Dekker, Marie van Dijk– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 147]
| |||||||||
20
| |||||||||
ToelichtingVan de vier versies die van dit lied zijn opgenomen is die van mw. Frouke Meijer-Visscher (voorbeeld A) het meest volledig, wat niet wegneemt dat ook bij haar niet alles overal even duidelijk is. Eenduidig zijn alle versies in de rhetorische vraagstelling waarmee het lied begint: hoe kan een zee zijn, of wat is de zee, zonder water of zonder baren, en (regel 2): hoe kan een meisje leven zonder man, met andere woorden: een zee zonder water of zonder baren is geen zee; een meisje dat zonder man leeft, heeft geen leven. Maar al in de derde en vierde regel van de eerste strofe kan de samenhang met de voorafgaande regels en de betekenis van wat er wordt gezegd, met uitzondering misschien van voorbeeld B, alleen nog worden vermoed: Spiegelt u, o jeugd, ik ben gevaren
Spiegelt u, o jeugd, van zulk een vals jong man.
(Voorbeeld A)
Spiegel gij, o jeugd, en ik ben ervaren
Spiegel gij, o jeugd, voor zulk een vals jonkman.
(Assen 1966)
Spiegel, o jeugd, wij zijn gevaarlijk
Spiegel, o jeugd, bij zoveel valse trouw.
(Winschoten 1961)
Gelijk Sofia is gevaren
Ach meisjes, neemt daar toch een spiegel aan.
(Voorbeeld B)
| |||||||||
[pagina 148]
| |||||||||
Zo ook de volgende strofe: [2]
Ja, 't is voorwaar die valse liefde
Die mij belastert, dat doet mij leed.
Heeft van Vrouw VeenhuisGa naar margenoot* diep verslonken
Zoals die oude courant dat deed.
(Assen 1966)
Mevr. van de Berg-van de Blom zong op een van de overige opnamen afwijkende melodie (voorbeeld B) een eigen versie: één strofe van 8 regels, waarin zich een romance afspeelt die gelukkig afloopt. | |||||||||
Lied
| |||||||||
[pagina 149]
| |||||||||
4
Sofia sprak: Als ik mij ga verdrinken
Al in vrouw Venus zijn waterplas,
Ja, dan kunt gij mij daar 's morgens vinden,
Des morgens vroeg, zodra de dag breekt aan.
5
En zij nam haar zuigeling al in haar armen,
Zij drukte 't aan hare tedere borst,
Zij droeg een borst gelijk haar harte
En sprong zo dadelijk het water in.
6
't Was al op een mooie zomermorgen
Dat hare vader was vroeg opgestaan.
Heeft hij zijn dochter daar gevonden,
Die er door het water al was vergaan.
7
En haar vader sprak met weinig woorden:
Ben ik des schuldig van Sofia's dood?
Heeft een pistool al in zijn hand genomen
En heeft zich zelven door zijn hart doorboord.
Gezongen door Frouke Meijer-Visscher te Muntendam. Zij werd in 1893 geboren te Finsterwolde. | |||||||||
[pagina 150]
| |||||||||
1.
Wat is de zee al zonder baren,
Wat is een meisje ja al zonder man?
Gelijk Sophia is gevaren
Ach meisjes, neemt daar toch een spiegel aan.
Een rijke heer woond' op zijn buiten,
Koos een lief meisje al naar zijn zin
Dat door haar minnaar was verlaten,
En daarom koos zij nu geen ander meer.
Gezongen door mevrouw van de Berg-van de Blom te Oostvoome. | |||||||||
Data en plaatsen van opname
|