Onder de groene linde. Verhalende liederen uit de mondelinge overlevering. Deel 3. Liederen over trouw en ontrouw in de liefde, verleiding en verlating
(1991)–A.J. Dekker, Marie van Dijk– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 144]
| |||||||||||||||||||
19
| |||||||||||||||||||
ToelichtingDe tekst van dit lied vertoont hier en daar overeenkomsten met Er reed er eens een ruiter door het woud (deel 2, lied 29A en B), waarin een meisje en een ruiter of een meisje en haar geliefde zich in een herberg met elkaar onderhouden:
Blijft het in Er reed eens een ruiter bij een onschuldige vrijage, in Er waren twee zoetlieverkens is de toon, ondanks het dromerige, bijna lieflijke karakter van zowel tekst als melodie, veel grimmiger: zonder veel omhaal doet de jongen waar hij zin in heeft, stuurt vervolgens het meisje weg en maakt haar, als ze zegt zwanger van hem te zijn, min of meer voor hoer uit. | |||||||||||||||||||
[pagina 145]
| |||||||||||||||||||
Lied
| |||||||||||||||||||
[pagina 146]
| |||||||||||||||||||
6
En dat zingen de vogels tot allen:
Den enen is mij er ontvallen
En de tweede is mij er ontvlogen
Mooi meisje, gij zijt er bedrogen.
7
En ben ik er bedrogen, zulke zijn er wel meer,
Een klein kind te dragen voor God den Heer...
Gezongen door Bontje Dalman-Douma (1894-1979) te Buitenpost. Voor meer gegevens over haar: zie lied 8. | |||||||||||||||||||
Data en plaatsen van opname
|