Onder de groene linde. Verhalende liederen uit de mondelinge overlevering. Deel 3. Liederen over trouw en ontrouw in de liefde, verleiding en verlating
(1991)–A.J. Dekker, Marie van Dijk– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 85]
| |||||||
7
| |||||||
ToelichtingVan de drie opnamen die er van dit lied zijn gemaakt is de meest volledige hier gegeven. | |||||||
[pagina 86]
| |||||||
1
Jan de Lummel die kreeg zin al in het vrouwelijk geslacht.
Hij was wel oud, maar hij had veel schijvenGa naar margenoot*.
Hij peinsdeGa naar margenoot* gestadig bij dagen en bij nacht,
Hij had een hekel om alleen te blijven.
Hij had er al gevraagd zo een menig tot zijn bruid,
Maar niemand kreeg behagen in die lelijke bult.
2
Maar eindelijk veranderde de bochel zijne kans:
Hij raakte met een ouwe tante aan 't verkeren.
Presentjes en cadeautjes en zo meer verdiende zij,
Want waarachtig ze wist van wanten.
Zij liet zich haar zoenen op haar bavianensnoet
Dat kostte hem zijn duiten maar dat maakte hem alles goed.
3
Maar eindelijk toen sprak hij van trouwen te gaan.
Zij dacht: dat zou jij wel willen,
Want als ik was getrouwd en dan speel ge mij den baas
En dan zou ge mij wel kunnen villen.
Hij ging naar het stadhuis, maar wie schetst zijn verdriet:
Hij was alleen de bruidegom maar de bruid die kwam niet.
4
Hij liep al heen en weer, ze lachten 'm allen uit,
Hij dacht: Ze zal aanstonds wel komen.
Maar ach, hij had het mis, want zijn kostelijke bruid
Die had met geld en goed de vlucht genomen.
Dus luister oude luidjes naar mijn eenvoudig lied:
Als 't water boven peil staat trouwt dan maar niet.
| |||||||
[pagina 87]
| |||||||
Dit lied werd door gezongen door Marinus Adrianus Bakker (1872-1972) te Amsterdam. Hij werd geboren in Zierikzee. Zijn vader, eveneens uit Zierikzee afkomstig, liep met de sleperskar. Zijn moeder, afkomstig uit Wissekerke, kwam uit een hoefsmidgezin. De heer Bakker werkte op de gasfabriek. | |||||||
Data en plaatsen van opname
|