Roodboek
(1933)–Maurits Dekker– Auteursrecht onbekendVan der Lubbe en de Rijksdagbrand
[pagina 11]
| |
Politieke Beschouwingen.De enorme verscherping der economische crisis, die in het najaar van 1929 inzette en die tot op heden steeds dieper invreet en haar ontbindende werking verricht, noodzaakte het kapitalisme internationaal tot de uiterste pogingen om de nationale eenheden tegen een algeheele vernietiging te beschermen. Een netwerk van tolmuren versplinterde de wereld in scherp gescheiden nationaliteiten, die zich achter deze economische barricaden verschansen. Zelfs die landen, die tot op zekere hoogte vooral uit politiek-militaire belangen gedwongen waren tot het afsluiten van verdragen en pacten, moesten tegelijkertijd beschermende maatregelen ten bate van het nationale kapitalisme tegenover hun bondgenooten nemen. Deze elkaar weerstrevende tendenzen in de huidige periode der kapitalistische ontwikkeling, veroorzaken het volkomen onvaste, verwarde, onberekenbare beeld der huidige internationale, politieke en diplomatieke constellatie. Hoe scherper de crisis het economisch leven van een bepaald land aantast, des te scherper moeten ook de maatregelen zijn, die dit land moet nemen om althans zoolang mogelijk zijn bestaan te rekken. De klasse die steeds en steeds weer de feitelijke dupe van deze crisis wordt is de arbeidersklasse. De crisis noodzaakt de bourgeoisie het levensniveau en de bestaansveiligheid der arbeidersklasse voortdurend scherper aan te tasten. Met niets ontziende willekeur, met een ongelooflijk cynisme, wordt het levensrecht der arbeidersklasse onder- | |
[pagina 12]
| |
mijnd. Niet alleen de geesel der werkloosheid teistert reeds sedert jaren de massa's, ook politiek moeten zij thans volkomen onderdrukt en onderworpen worden. Aanslag op aanslag wordt met onverbiddelijk cynisme op de levensmogelijkheid der arbeiders gedaan. Loondruk, werkloosheid, verlaging der uitkeeringen, stijging der levensmiddelenprijzen, voedselvernietiging, kortom, een schier ondenkbare verellendiging van het proletariaat als klasse, is het troostelooze beeld van dezen tijd. En daarnaast: de politieke ontrechting. Want in haar strijd om het bestaan, in haar krampachtige pogingen zich te handhaven, kan de bourgeoisie niet toestaan, dat de arbeidersklasse, hoe zwak dan ook, voor haar rechten opkomt. Zij moet volkomen onderdrukt, onderworpen, uitgeschakeld worden. Gedurende de periode van gedeeltelijke opleving tijdens de jaren 1926-'29 kon de bourgeoisie haar democratischen schijn handhaven. Het sjacher-spel van geven en nemen tusschen bourgeoisie en ‘arbeidersorganisaties’ als vakvereenigingen, politieke partijen enz., was een zeer bruikbaar middel om de arbeidersklasse, die menigmaal onder den druk der toch heerschende crisis tot uitingen van ernstig verzet kwam, zoet te houden en de ontwikkeling van revolutionnaire tendenzen tegen te gaan en af te leiden. Aan dit misdadige spel, waartegen de meest revolutionnaire deelen van het proletariaat steeds met klem gewaarschuwd hebben, zijn alle zgn. arbeidersorganisaties mede schuldig. Twee van de machtigste wapenen waarover de bourgeoisie beschikte waren: de nationalistische ideologie, die de arbeiders in den geest en in de mentaliteit moest onderwerpen aan de belangen der ‘natie’, d.w.z. aan de belangen van het nationale kapitalisme en, voor de binnenlandsche politiek, het schijn-democratische parlementarisme, dat den arbeiders | |
[pagina 13]
| |
wijs moest maken, alsof inderdaad met de belangen der arbeidersklasse rekening gehouden werd. Het is, voornamelijk door deze twee middelen, dat men erin geslaagd is, de arbeidersklasse tenslotte te onderwerpen en haar te voeren op den weg, dien zij tot nu toe gegaan is. Een van de landen, waar de crisis het scherpst heerscht, is Duitschland. Na de revolutionaire bewegingen van 1918-'20, die eindigden in de smadelijke nederlaag - vrucht van partijgekonkel over de geheele linie, van Centrum tot VKPD en USPD, toenmaals onder leiding van dr. Paul Levi - van het Bielefelder Abkommen, dat een einde maakte aan den Roeropstand, slaagde de Duitsche bourgeoisie erin gedurende een reeks van jaren de arbeidersklasse in het ‘nationaal bestier’ in te schakelen. De verscherping der crisis en de intredende inflatie gedurende de jaren '20-'24 wekte echter den verzetgeest, doch dank zij de Roerbezetting (politiek van Poincaré) slaagde men erin, de arbeidersklasse van eigen doelstellingen af te leiden en in te schakelen in den strijd voor de nationale bevrijding. Niet alleen van uiterst rechts en van de zijde der ‘gematigde democratische’ burgerlijke partijen werd dit geluid vernomen. Neen, heel het apparaat van de SPD en het Duitsche Vakvereenigen, maar ook de toenmalige KPD, stemde in dit koor mede in. Bood niet Clara Zetkin in den Rijksdag het eenheidsfront aan de Deutsch VölkischenGa naar voetnoot*) aan ter verdediging van de ‘nationale cultuur?’ Bepleitte zij niet toen reeds de mogelijkheid van een samengaan van ‘Reichswehr’ en ‘Rotfrontkämpfer?’ Zeker, ook de K.P.D., die deze taktiek moest toepassen onder invloed van Russische belangen, droeg er sterk toe bij in de arbeidersklasse (met meest revolutionnaire deel | |
[pagina 14]
| |
der georganiseerde arbeiders!) den geest van het nationalisme te kweeken en te versterken. Natuurlijk ging dit alles gepaard met veel schijn- revolutionnaire fanfares, maar het wezen van deze geheele politiek was erop gericht de arbeiders af te houden van eigen, zelfstandige klasse-beweging en hen in te schakelen in de toenmalige belangen der Duitsch-Russische economie. Van toen af reeds was de voornaamste leuze voor het proletariaat niet meer: Weg met de Duitsche bourgeoisie! Op voor de wereldrevolutie!’ doch: ‘Weg met het verdrag van Versailles! Weg met het Fransche imperialisme!’ En dit is tot voor korten tijd zoo gebleven. Alle eischen sindsdien opgesteld - afgezien van de humbug der zgn. ‘dagelijksche’ - ademen denzelfden in wezen door en door contra-revolutionnairen geest; contra-revolutionnaire, om zij de arbeidersklasse onderwierpen aan de belangen der bourgeoisie, omdat zij de arbeidersklasse juist datgene ontnamen, wat zij in de allereerste plaats noodig heeft en dat voorwaarde tot het slagen der proletarische revolutie is: het bewustzijn een zelfstandige klasse te zijn, die geen enkel, maar dan ook geen enkel belang heeft of kan hebben, dat ooit met eenig belang van de bourgeoisie, zelfs niet tijdelijk, zelfs niet uit taktische manoeuvre-overwegingen, kan samenvallen. Het geheele optreden der Duitsche arbeidersklasse gedurende de jaren 1920 tot op heden - op enkele snel onderdrukte opstandige bewegingen van bepaalde groepen na - vertoont het beeld van een radicaal-nationalisme en heeft niets meer gemeen met een proletarischen klassestrijd. En deze ontwikkeling werd voornamelijk door twee factoren in de hand gewerkt: in de eerste plaats door het gedeeltelijk herstel der economische verhoudingen, en in de tweede plaats door het optreden van Rusland, dat econo- | |
[pagina 15]
| |
misch, politiek en militair, zich volkomen bij de Duitsche bourgeoisie aansloot. Het betrekkelijk economische herstel stelde de bourgeoisie in staat een schijn-democratisch regiem te voeren. Ebert-Müller-Brüning waren hiervan de uitdrukking en de ‘taak’ der arbeidersklasse werd beperkt tot het ‘verdedigen’ der ‘rechten van den arbeid’ tegen al te scherpe aanvallen op loon en levenspeil. Een rustperiode trad in. Duitschland begon langzamerhand weer een plaats in te nemen op de wereldmarkt, het trad in den Volkenbond en stelde zichzelf als nationale eenheid. De geheele arbeidersbeweging, S.P.D., Vakverbond en K.P.D. stelde zich op de bres voor de belangen der Duitsche natie. ‘Tegen Versailles, tegen de Herstelbetalingen, Elzas-Lotharingen Duitsch, voor de Duitsch-Oostenrijksche Eenheid, tegen de toenmalige Amerikaansche colonisatie, tegen Briand, het was alles puur nationalisme wat de klok sloeg. Strijd voor eigen, zelfstandige proletarische klassedoelstellingen bestond niet meer. De revolutie was ingeslapen. De linksche groepeeringen, overblijfselen uit de revolutieperiode, verloren aan invloed. Hun waarschuwende stem ging verloren in de woestijn van hol-nationalistisch gedaas. Maar de crisis, sterker dan welk vernuft ook, vrat door en als een kaartenhuis zonk in den herfst van 1929 het kunstig opgebouwde economisch herstel ineen. In Amerika een geweldige krach. De wereld schudde op haar grondvesten. In Engeland, Frankrijk, Duitschland, overal, over de geheele wereld, stormden de woeste golven der crisis aan en dreigden de kapitalistische economie weg te spoelen. In alle landen verscherpten zich de reactie. De onderlinge verhoudingen spanden zich, het beeld der wereldkaart verschoof als de figuren van een kaleidoscoop. Onrust, onzekerheid, | |
[pagina 16]
| |
een gevoel van onveiligheid, maakte zich van de geheele kapitalistische wereld meester. Maar de eerste schok werd overwonnen, de groote financiers, de regeeringen, grepen in om den vloedgolf in te dammen. Maar de crisis vrat door, langzaam maar zeker, doch in steeds sneller tempo. Handel, export, geldverkeer, scheepvaart, industrie, landbouw, alles werd ondermijnd, aangetast. De dividenden daalden, de groote concerns, de trusts, de kartels, zaten met enorme voorraden, de afzet stagneerde, de koopkracht daalde: een ongekende concurrentie, gebaseerd op de meest meedoogenlooze uitbuiting der proletarische massa's zette in. In verschillende deelen der wereld zette de economische oorlog zich reeds in een militairen om. China, Zuid-Amerika, Japan-Rusland, op den Balkan, Engelsch-Indië. De groote, dreigende, onheilspellende en onvermijdelijk naderende wereldoorlog wierp zijn slagschaduwen vooruit. Maar nóg wist het Kapitaal den toestand te beheerschen. Nóg wist het een algeheele vernietigingsoorlog te voorkomen, nog kon het door een koortsachtig werkende diplomatie, het geschokte evenwicht te stabiliseeren. Maar steeds verder vrat de crisis, steeds nijpender werd de nood van millioenen en millioenen proleten, steeds heftiger en opstandiger werd het proletariaat. De “arbeidersorganisaties” waren door de morrende ontevredenheid onder de arbeiders, gedwongen de maskerade van de “oppositie” te vertoonen. Om aan den verzetgeest der arbeiders tegemoet te komen, stelde “men” schreeuwende eischen op, beschuldigde men het kapitalisme van onmenschelijkheid, liet men de arbeiders paradeeren, marcheeren en demonstreeren. Maar als het voornaamste van alles, het belangrijkste, het wezenlijke, werd de nadruk gelegd en werd de energie der arbeiders afgeleid, naar het parlementarisme, economische en politiek. | |
[pagina 17]
| |
De bourgeoisie, in het nauw gedreven, sloot zich in eigen nationale grenzen op. De autarkie deed haar intrede, werd het wereld-geneesmiddel. Economisch beteekent deze autarkie de spanning tot het uiterste der internationale, economische verhoudingen; politiek beteekent het: de wereld-oorlog! Naar binnen beteekent het: de felle, ongehoorde en cynische uitbuiting en knechting der proletarische massa's. De golven der ellende stegen, reikten de arbeidersklasse tot aan de lippen. Honger, armoede, de meest afzichtelijke, vormen het dagelijksch beeld. Als de arbeiders hier en daar in opstand kwamen, werd op bloedige wijze de beweging neergeknuppeld. En steeds driester stak het fascisme den kop op. In Duitschland, met zijn typisch militaire historie, had dit fascisme een bijzonder beestachtig-cynisch karakter. De bourgeoisie van industrie en bankkapitaal, door de crisis tot de uiterste hoeken teruggedrongen, greep naar het laatste middel tot zelfhandhaving. Weg democratische schijnheiligheid! Weg kwasi-menschelijkheid! De bourgeoisie werd gedwongen tot een volledig demasqué en zij rukte het masker af en ontzetting greep groote deelen van het proletariaat aan!
***
Lang had de bourgeoisie, vreezend voor een revolutionnair optreden der arbeidersklasse, geaarzeld en geweigerd aan den roep van haar meest reactionnaire deel gehoor te geven. In het kamp der fascistische scherpslijpers heerschte verdeeldheid: Hitler-Von Papen-Schleicher-Hugenberg-Strasser! Nog wilde de bourgeoisie als klasse niet tot het uiterste middel grijpen, nog deinsde zij voor de onberekenbare gevolgen van de meest willekeurige en bloedige, van de meest | |
[pagina 18]
| |
cynische dictatuur terug! Nog trachtte zij den toestand te redden door schijn-democratische manoeuvres. Hindenburg werd het nationaal symbool. En zij werd hierin gesteund door de karakterlooze kliek der sociaal-democratische leiders. Groote massa's arbeiders die nog vertrouwen in haar stelden, werden door haar vergiftigd en meegesleurd in het Hindenburg-nationalisme. Dit was de kroon op het werk van jaren! En de K.P.D.? Niets dan de meest gewetenlooze concurrentie-strijd met het fascisme. Zoolang de K.P.D. nog kon hopen een tegenwicht te vormen tegen het aanstormende fascisme, zoolang zij de verwachting koesterde zich democratisch-parlementair te kunnen handhaven, deed zij niets dan in een nationalistische concurrentiestrijd de arbeiders grondig vergiftigen. “Tegen Versailles”, “Voor de democratie”, Voor Rusland’, ziehier het verguldsel van de gifpil. En om tegemoet te komen aan het revolutionnaire willen der met haar sympathiseerende massa's liet zij haar ‘gelederen’ marcheeren, marcheeren en marcheeren, tot alle energie door dit hol gedoe uitgeput was! Hier en daar ontsnapten echter deelen harer aanhangers aan haar controle en traden de arbeiders gewapend tegen de steeds driester optredende fascistenbenden op. Maar van boven af werd zooveel als mogelijk was ieder gewapend verzet, ieder werkelijk klasseverzet der arbeiders onderdrukt. De ‘Rotfront’ mocht wel demonstreeren, maar geen wapens bij zich dragen. Een ook maar eenigszins georganiseerde illegale actie, werd verwaarloosd. En de arbeiders werden doof gebazuind door het gebler over de aanstaande parlementaire overwinning. De draaikolk van verkiezingsacties zoog het revolutionnair elan weg. Het beste en meest actieve deel der arbeidersklasse, het deel dat vechten wilde, vechten op leven en dood, werd lamgelegd, werd met schijn-radicale frases en acties in | |
[pagina 19]
| |
slaap gesust, afgemat, gecastreerd! Maar de reactie, het fascisme, won veld. Het bestormde den geest der arbeidersklasse, die toch reeds vergiftigd was door nationalistisch opium, met een zoo leugenachtig-geraffineerde ideologie, het beloofde, zich steunend op de programeischen der arbeiderspartijen en niet in het minst op die der K.P.D. zelf, den arbeiders gouden bergen. Evenals de S.P.D. en K.P.D. schilderde het Versailles af als de eigenlijke oorzaak van alle ellende der Duitsche arbeiders en hiermede hoorden die arbeiders bekende klanken en zij nijgden het oor. Zij doorzagen, door hun gebrek aan revolutionnaire opvoeding, door gebrek aan critisch onderscheidingsvermogen, dit demagogische spel niet, want de demagogie hunner eigen organisaties had hun denkvermogen afgestompt. Maar voor de arbeiders, die iets doen wilden, was één groot, belangrijk verschil tusschen het optreden van het fascisme van Hitler c.s. en dat hunner eigen leiders. Terwijl deze laatsten slechts ‘spraken’ en ‘schreeuwden’, ‘DEDEN’ de anderen! En, tegenover hun eigen klasse-onmacht, zagen zij het geweldige machtsapparaat der anderen! De bluffende grootspraak, alle schijn-revolutionnaire fanfares van S.P.D. en K.P.D. (die zij door de eenheidsfronterij in wezen niet meer onderscheidden) verdwenen in het niet bij het doelbewust-zekere optreden van Hitler, die althans in staat bleek, in hun oogen, eigen tegenstelingen op te heffen of ‘krachtig’ uit den weg te ruimen. Een gevoel van klasse-onmacht aan den eenen kant en een groeiend geloof aan de mogelijkheid van verwezelijking der hun jarenlang als revolutionaire doeleinden door hun eigen vertrouwensmannen voorgehouden eischen, nationaal en internationaal, maakten hen tot een gemakkelijke prooi voor de demagogische, fascistische propaganda. Een sterk staaltje is wel de verkeersstaking in Ber- | |
[pagina 20]
| |
lijn. Hier zaten de R.O.O.-bonzen mét de bonzen der N.S.B.O. aan één tafel te beraadslagen. Bij de arbeidersklasse werd hierdoor de opvatting gewekt dat de nationaal-socialistische beweging een bruikbaar instrument was tegen het kapitalisme. En millioenen hunner kozen de zijde van Hitler, tezamen met de middenstanders (die hun toch ook als medestanders waren afgeschilderd) en boeren (die men hun had geleerd te beschouwen als bondgenooten in de revolutie). Voor de arbeiders veranderde zich het beeld dus alleen ten voordeele: in de plaats van het ‘praten’ trad het ‘doen’! En zij zwichtten. Niet zoodra echter had Hitler eigen tegenstellingen weggewerkt en zijn invloed op de arbeidersklasse in het algemeen zien stijgen, of hij vertoonde zijn ware gedaante, die van de meest arbeidersvijandige, cynische dictator. Nu gesteund door de geheele bourgeoisie en de militaire klieken, begon hij zijn afschuwelijke veldtocht tegen de arbeidersklasse. ‘Ook zonder parlementaire overwinning zal ik de macht grijpen!’ Via Von Papen en Schleicher werd hij Rijkskanselier. Hugenberg werd weggetrapt. Hindenburg was een speelbal in zijn hand. Het katholieke Centrum werd in den persoon van prelaat Kaas, naar Rome verbannen. De sociaal-democratie verried de arbeidersklasse, zooals wij dit uit haar geheele geschiedenis kennen. De KPD concurreerde en damde de revolutionnaire beweging in of leidde haar af. De bourgeoisie begon meer vertrouwen te krijgen in Hitler's slagen en de vrees voor een optreden der arbeiders verzwakte. De crisis dwong haar voorts, naar de scherpste middelen te grijpen. En Hitler werd ‘de man’ voor haar, en ‘het beest’ voor het proletariaat. De door hem ondernomen krachtproeven slaagden uitmuntend. Karl Liebknechthaus, vakvereenigingsgebouwen en andere ‘monu- | |
[pagina 21]
| |
menten’ der arbeidersbeweging, vielen zonder slag of stoot. Van verzet geen sprake. De overwinning was zeker. En heel het Duitsche volk brulde hem zijn hulde toe. De bladen der arbeidersbeweging werden verboden, de vakvereenigingen onderwierpen zich bij voorbaat, de S.P.D. bood loyale oppositie aan en het geheele bonzenstel liep over naar den vijand. De K.P.D. werd opgeheven. Zelfs de misschien nog gevreesde illegale organisatie bleek niet te bestaan. De triomph van het fascisme was algemeen en volkomen. De arbeiders, voorzoover zij zich nog trachtten te verzetten, werden neergeslagen, vermoord, in gevangenissen en kampen opgesloten. Met behulp van het anti-semitisme bond Hitler den middenstand en het ‘intellect’ aan zich. De S.S. en S.A., deze wettelijk gesanctionneerde moordenaarsbenden, hadden vrij spel. Vreeselijk was het lot der arbeiders, der revolutionnairen, der joden. Vreeselijk de nederlaag, de ontgoocheling. Ontzettend de angst, verlammend de vrees! Nergens ook maar een spoor van verzet, nergens ook maar het zwakste teeken van proletarisch klasse-optreden. Nergens iets, dat ook maar op een poging tot revolutionnair handelen geleek. Dit was geen burgeroorlog, dit was een slachtpartij. Want het proletariaat stond ideologisch, organisatorisch en militair, volkomen ongewapend. Het verraad der parlementair-politieke partijen deed zijn werk. Het gebrek aan klasse-bewustzijn wreekte zich op ontzettende wijze op de door demagogie vergiftigde arbeidersklasse! De lijst van moorden op arbeiderselementen steeg in onrustbarend tempo. Het beestachtig optreden der S.S. en S.A. die met sadistische wreedheid zich op hun slachtoffers wierpen, vierde hoogtij. Een roes van overwinningsglorie greep het fascisme aan. Doch deze roes diende tevens om de feitelijke onmacht, om ook maar één der voorgespiegelde | |
[pagina 22]
| |
beloften ook maar gedeeltelijk te vervullen, te bemantelen. Meegesleurd door zijn, tegen verwachting gemakkelijk behaalde overwinning, meende Hitler de wereld te kunnen dicteeren. De steeds nijpender crisis dwong hem bovendien op den weg van de meest gevaarlijke internationale verwikkelingen. In verschillende kapitalistische landen die economisch en politiek tegenover Duitschland stonden, kwam verzet en protest tegen het optreden der fascistenbenden. En in dit demagogische verzet toonde de arbeidersklasse dier landen geen eigen zelfstandige stellingname. Ook in deze protestbeweging werd het eenheidsfront tusschen arbeidersbeweging en nationale bourgeoisie gesloten. Overal drongen de meest onbetrouwbare, reactionnaire, burgerlijke elementen in de ‘proletarische’ protest-organisaties, en voerden weldra het hoogste woord. Wéér wordt het proletariaat internationaal gespannen voor de belangen der nationale bourgeoisie. En daarmede baant men den weg voor het eigen fascisme dat in alle landen baanbreekt. Nergens vertoont de arbeidersklasse ook maar iets dat de hoop kan vestigen op een eindelijk proletarisch ontwaken. Overal wordt weer de energie en de daadkracht der arbeiders, hun revolutionnair-willen, hun élan, gebroken, afgeleid, verlamd. En overal viert de felste reactie hoogtij! Weer is het in al die landen het economisch en politiek-parlementarisme, dat aan de arbeiders voorgehouden wordt als het sterkste wapen in den strijd. Maar in die landen, die met Duitschland verbonden zijn, die economisch en militair belang hebben bij een krachtige Duitsche bourgeoisie, zooals in Italië en Turkije, en ook in Japan, daar zwijgt het protest. Daar worden protestbewegingen door de regeeringen onderdrukt en strafbaar gesteld. Een infame rol in deze geheele ontwikkeling heeft Rusland | |
[pagina 23]
| |
gespeeld. Niet alleen dat Rusland in 1932 in Genève is opgekomen voor het gelijke recht van Duitschland op ‘bewapening,’ het voedde de Duitsche bourgeoisie met orders voor de industrie, zelfs toen de Hitler-reactie reeds lang woedde! De betuigingen van vriendschap en goede verstandhouding met Hitler-Duitschland waren een tijdlang het voornaamste wat de ‘proletarische diplomatie’ aan de arbeidersklasse der wereld te bieden had! Indien ooit, dan is in deze ontwikkeling met schrijnende duidelijkheid gebleken, dat voor Rusland het ‘nationaal-herstel’ boven de ‘wereldrevolutie’ gaat! De arbeiders begrepen niet, verwonderden zich, en eindigden met zich zwakjes te verontwaardigen. Bovendien speelde Hitler zeer gewaagd spel op het internationale schaakbord. De industrie was lamgelegd, het geldkapitaal verzwakt, de financiering der Russische orders bleek onmogelijk, maar vooral, Hitler dreigde de belangrijkste landen van Europa tegen zich in het harnas te jagen, en ze tot een cordon van vijanden tegenover zich aaneen te smeden. Economisch hadden zij zich reeds tegen Hitler vereenigd in de boycot-actie, die haar invloed op de Duitsche economie begon te doen gevoelen. De positie van Rusland was dus uiterst moeilijk. De arbeiders op wier ideologie het moest steunen, waren ontevreden, begrepen de houding van Rusland niet, evenmin begrepen zij dat Rusland niets deed, met geen woord, laat staan met een daad, om de K.P.D.-arbeiders en leiders die door de terreur getroffen werden, in bescherming te nemen. De boycot-actie werd verworpen, als zijnde nationalistisch. Maar bovendien gingen de economische en diplomatieke verhandelingen rustig door. Rusland plaatste millioenen-orders bij de Duitsche industrie, het verdrag van Berlijn werd vernieuwd. Deze positie kon Rusland niet handhaven en dies sloeg het het roer om. Het zocht en | |
[pagina 24]
| |
vond in Londen aansluiting bij het tot nu toe als den grootsten vijand uitgekreten Fransche kapitalisme. Plotseling wijzigde zich de houding tegenover de boycot-actie. De orders werden in andere landen ondergebracht. De betrekkingen met Hitler-Duitschland werden daarom losser. Maar het hield zich voor alle zekerheid den terugtocht open! De humbug moest weer de plaats van den strijd innemen. De in elkaar gezette ‘anti-fasciste congressen’ galmden hun quasi-revolutionnaire taal over de wereld en de Fransche regeering was wel zoo vriendelijk 't houden van deze congressen in Parijs toe te staan! Weer werden de arbeiders afgescheept met woorden en frazen. Weer ontbrak ieder spoor van wil tot strijd. In dezen nieuwen roes werd het proletariaat weer meegesleurd en steeds verder van eigen strijd verwijderd. De provocatie van Rosenfeld leverde de gemakkelijke rechtvaardiging van deze zwenking, niet echter de zakelijk juiste. De zakelijk juiste waren de credieten van Frankrijk en Engeland, en de daarmee gepaard gaande militaire belangen! En het proletariaat slikt alles, al werd hier en daar 'n protest, voorloopig slechts gegoten in den vorm van een twijfel aan de juistheid van de taktiek, geuit. Het Duitsche fascisme zegepraalde over de geheele linie. Met vliegende vaandels veroverde het heel Duitschland. Overal vielen de ‘machtige organisaties’ der arbeidersklasse zander slag of stoot. Wel verzetten zich hier en daar groepen van arbeiders, zooals die van Altona, doch hun acties bleven zwak beperkt. De Duitsche arbeidersklasse was over de geheele linie terug geslagen. De bonzen, voorzoover nog niet gegrepen, weken uit en zetten hun fanfare-politiek elders voort, om eigen nederlaag te bemantelen. En Hitler vestigde zijn macht, zonder eenigen tegenstand op zijn weg te vinden. De bourgeoisie was het met hem eens, de middenstand en de boeren sloten zich enthou- | |
[pagina 25]
| |
siast bij hem aan, de arbeidersklasse was ‘erledigt.’
***
Tot ver over de grens klonk het brallend gezwets der S.P.D. en K.P.D.-pers, over de ‘verkiezingsoverwinningen’ door. In tientallen, vetgedrukte en ter wille van de propaganda aangedikte berichten, werd verhaald van het ‘revolutionnair verzet’ der arbeiders, van de ‘vastberadenheid der partijen’ Hitler te verslaan en hem den parlementairen weg - dien hij zelf voorgaf te willen bewandelen - af te snijden. De geheele internationale arbeidersklasse keek in spanning uit naar de verkiezingen en het optreden der Duitsche arbeiders. En aangelokt door deze voorgewende strijdspanning, trok Marinus van der Lubbe naar Duitschland. Daar vocht het proletariaat, zijn klasse! Daar moest ook hij zijn. Nog één keer echter zou het Duitsche proletariaat zich tot een geweldig enthousiasme laten opzweepen. Thälmann werd candidaat gesteld voor 't Rijkskanselierschap tegenover Hindenburg! Dit was het laatste middel der K.P.D. om de arbeiders van de revolutie af te houden en hun willen en denken binnen de perken van het democratisch-parlementarisme te houden. Want Rusland kón geen Duitsche revolutie gebruiken en dus moest de revolutionnaire energie der arbeiders worden afgeleid. De candidatuur Thälmann was de uitlaatklep. En hij werkte goed! De botsingen met de nazi's werden veelvuldiger. Dagelijks las men van straatgevechten. De veem-moorden schiepen een verbittering tot het uiterste. Maar de macht der nazi's nam met den dag toe. Zoodra de arbeiders in verzet dreigden te komen tegen een bruutheid van Hitler, werden zij daarvan afgehouden door 't machtwoord: provocatie! En de suggestie dezer provocatie-angts doemde mede de arbeidersklasse tot daadloosheid, tot verlammende passiviteit. Want zoo | |
[pagina 26]
| |
zeiden immers de leiders: het antwoord der revolutionnaire arbeiders zou liggen in de parlementaire overwinning! De actie moest tot iederen prijs legaal blijven. De redevoering van Torgler in de laatste zitting van de Pruisische staatsraad. Valschelijk door de pers der partijen der IIIe Internationale voorgesteld als een voorspelling van hem van komende Hitler provocaties, is in werkelijkheid niets anders dan een poging op ieder verzet van de arbeiders bij voorbaat het stempel van provocatie te drukken. En zoo was het mogelijk, dat het fascisme de arbeiders eenvoudig onder den voet liep! In dien toestand werd Marinus van der Lubbe, wiens proletarisch-opstandig wezen zich reeds jarenlang verzet had tegen de humbug en van alle begrip van proletarisch klassebelang ontbloote ‘acties’ der partijen der IIIde Internationale - de IIde Internationale was voor hem; evenals voor ieder revolutionnair arbeider, reeds lang de belichaming van het klasse-verraad - en tegen de, alle verzetgeest doodende cadaver-discipline, tenslotte die zich uitte in een daad van wereldschokkende beteekenis! Die daad moest gelijktijdig zijn: een waarschuwende aanklacht tegen het demagogisch bedrog der Hitler-bourgeoisie, een fel protest tegen de demagogie der ‘arbeiders-partijen’ en een bezielende aansporing voor het proletariaat, voor zijn klasse, om eindelijk zich los te maken van deze zwendelleiding, om eindelijk te komen tot zelfstandig klasse-handelen, om eindelijk te komen tot de revolutie! En daar het bedrog van rechts en links zich belichaamde en culmineerde in het demagogisch spel van het parlementarisme, werd hij als het ware gedreven naar het gebouw, dat voor de Duitsche arbeidersklasse in 't bijzonder en het wereldproletariaat in 't algemeen 't symbool was van alle economische | |
[pagina 27]
| |
en politieke knechting en ontrechting: het Rijksdaggebouw! Een schok ging door de wereld der arbeiders. Zou het Duitsche proletariaat de revolutie inzetten? Juichkreten werden vernomen, met van aandoening trillende stem zeiden de arbeiders het elkaar: De Rijksdag brandt! De Duitsche kameraden beginnen den strijd! Laat ons ons gereed houden! De bourgeoisie schrikt op uit haar overwinningsroes, ook de Duitsche! Dus toch, zoo dacht men, een teeken tot den opstand? Dus toch het werk der communisten. Het edele Duitsche driemanschap was verbijsterd. Ondanks hun gemakkelijke zegetocht hadden zij nog steeds niet de mogelijkheid van een tegen-actie van den kant der arbeiders geheel uitgesloten. Een panische schrik beving hen! In een helsche deze daad. In allerijl werden de nog tijdens de verkiezings-campagne vermeden maatregelen genomen. Arrestaties op groote schaal van bekende en minder bekende leiders: Torgler, Thälmann, Dimitrof, Tanef, Popof. Want door de arrestatie van Marinus van der Lubbe, meenden zij met een internationaal complot te doen te hebben. Alras echter bleek deze stelling onhoudbaar. Want ziet, de geheele communistische en sociaal- democratische pers verloochende den man, die deze daad gedaan had. En in het smerige partij-politieke hetze-spel dat toen volgde, werd Marinus van der Lubbe, de revolutionnaire proletariër die een vlammend protest had aangeheven tegen het bedrog en het verraad, om beurten uitgekreten als een communistischen complotteur en als een nazi-provocateur. En de Duitsche en internationale arbeidersklasse, die het eigen falen scherp voelde, die eigen nederlaag pijnlijk onderging, greep deze uitvlucht uit zwakte aan, om zich een schijn van rechtvaardiging te geven. Maar wij vragen jullie, kameraden, waarom had Hitler een | |
[pagina 28]
| |
provocatie noodig, terwijl de overwinning hem zonder meer in den schoot viel? Wat had hij te duchten van de ‘arbeiderspartijen’, die bij hoog en bij laag bezwoeren dat de beweging legaal en democratisch-parlementair moest blijven? Wat had Hitler te vreezen, toen nog, van een K.P.D., die op last van Rusland iedere revolutionnaire ontwikkeling remde en den arbeiders een schamel surrogaat van den werkelijken proltarisch-revolutionnairen klassestrijd lieten slikken? Wat had hij te vreezen van Noske, Severing, Breitscheid en Leipart? Niets, niets, hoegenaamd niets! ‘Ook zonder parlementaire overwinning zal ik de macht grijpen’, ziedaar Hitler's boodschap. Kon het mèt den schijn van een legaal parlementarisme, des te beter; Dit zou het hem makkelijker maken de arbeiders te bedriegen en zoet te houden. Behaalde hij deze overwinning niet, dan zou hij het met bruut geweld doen! En hij greep de gelegenheid natuurlijk aan! Zooals hij alle verzet van den kant der arbeiders aangreep om zijn dictatuur te rechtvaardigen. Maar niet deze ‘provocatie’ baande hem den weg tot zijn dictatuur! Neen, dien weg was hem reeds lang geleden geëffend door de slapheid, karakterloosheid en contra- revolutionnaire optreden der ‘arbeiderspartijen’. Die weg was hem eeds lang voorbereid, door de vruchtbaarmaking van den geest de arbeidersklasse voor het fascisme door S.P.D. en en het Moskou-filiaal de K.P.D! Op u, heeren arbeidersleiders, rust de volle verantwoording voor de nederlaag der arbeidersklasse! Op jullie, kameraden, mede-proletariërs, rust de ontzettende blaam, een onzer beste kameraden, Marinus van der Lubbe, zonder het geringste protest, over te hebben geleverd aan onze grootste vijanden van rechts en links, uit eigen zwakte en gebrek aan klassebewustzijn. |
|