ten. Zij steunde met haar schouders tegen zijn beenen, maar opeens gleed zij af, viel op het ijs en bleef roerloos liggen. De man bukte zich, beurde haar hoofd op en trachtte haar, door op haar wangen te tikken, tot bewustzijn te brengen. Toen hem dit niet gelukte, begon hij te snikken en keek de anderen als een hulpeloos kind aan.
- Arme Jannetje, zei hij zacht. En zij was zoo dapper. Vincent trok zijn wambuis uit en legde dit onder het hoofd van de vrouw.
- Het is zoo ver nog niet, zei hij. Uw vrouw leeft nog. Men wreef de bewustelooze met brandewijn en na eenige tijd sloeg zij de oogen op. Thans kwam het er op aan vlug te handelen, wellicht kon men dan beider leven nog redden. Er werd besloten, dat Jacob zoo snel mogelijk naar de schepen terug zou keeren om hulp en kleeren te halen. Vincent zou achter blijven en trachten zooveel mogelijk vooruit te komen. Zij stonden zooveel kleeren af als zij missen konden en toen vertrok Jacob in de richting van de Geuzenvloot.
Het was reeds duister, toen hij, vergezeld van een tiental matrozen, die een leege slede voorttrokken, terugkeerde. Pas na lang zoeken, waarbij men voortdurend geschreeuwd had, was men er in geslaagd de vluchtelingen te vinden. Toen de vrouw in de slede zat, verloor zij opnieuw het bewustzijn, maar thans was er geen gevaar voor doodvriezen meer, omdat men haar warm had toegedekt. Alle moeite, welke men aan haar besteed had, was echter tevergeefs geweest, want nog diezelfde dag stierf zij aan boord, zonder tot bewustzijn gekomen te zijn.
De volgende morgen, toen men er mede bezig was het lijk van de vrouw door het wak, dat men rondom de schepen gemaakt had, in het water te laten zakken, werd vanaf het dek geroepen, dat er menschen over het ijs naderbij kwamen. De mannen, die beneden stonden, keken in de aangewezen richting en zagen op groote af-