zwager, graaf van den Bergh, was bij de nadering van de Spanjaarden gevlucht en had zijn stad Zutphen onverdedigd achtergelaten. Vrijwel de geheele bevolking van de stad was daarna, op Alva's last, vermoord. De weinige overlevenden had men later ontkleed en naakt het veld in gestuurd, waar velen van uitputting om het leven gekomen waren. Oranje's zuster Maria, die door haar man in een schuur was achtergelaten, had daar een kind het leven geschonken. Na de beëindiging van hun rooftocht hadden de soldaten de stad in brand gestoken. Oranje was ontzet, toen hij deze nieuwe onheilstijding vernam.
- Als het de steden van Holland op dezelfde wijze vergaat, zijn wij verloren, zei hij met een zucht.
- Zutphen ligt niet in Holland, antwoordde de stadssecretaris. Uwe Hoogheid kan er staat op maken, dat het volk zijn lessen trekt uit het lot, dat Mechelen en Zutphen getroffen heeft en dat men den Spanjaard hier een andere ontvangst bereiden zal.
- God geve dat gij de waarheid spreekt.
Buiten klonk het roffelen van een trommel. De prins wierp een blik door het venster en zag een troep met haakbussen en pieken gewapende burgers voorbij trekken.
- Zoo zijn de mannen van onze stad, verklaarde de Haarlemmer niet zonder trots. Een troep werklooze gezellen, die onder aanvoering staan van Simon Simonszoon, een mandenvlechter. Iedere dag oefenen zij zich in de wapenhandel, om straks klaar te zijn als Alva voor de poorten van onze stad verschijnt.
Oranje zweeg en staarde de kleine troep vrijwilligers na, die in een nauwe zijstraat verdween. Dof klonken de trommelslagen tusschen de gevels der huizen.