die hem om eten gevraagd hadden. En nu wachtten de mannen met hongerige magen ongeduldig op het oogenblik, dat het bevel om te landen gegeven zou worden. In ieder geval zou dit zeker niet gebeuren, voordat de admiraal aanwezig was en dit zou waarschijnlijk nog wel een uur duren, want pas zooeven waren de zeilen van de schepen die volgden tegen de horizont zichtbaar geworden. Op het voordek stonden eenige matrozen en lieten hun blikken gaan over de Maas, die zich hier, aan het einde van haar loop, verbreedde en onmerkbaar overging in een diep het land indringende zeearm. Rechts was het eiland Voorne, waarop dicht bij de kust, de stad Den Briel met haar torens, poorten en bolwerken lag. In de verte stond, wazig grijs, de toren van Zwartewaal en links, aan de kant van Delfland, was de toren van Maaslandsluis zichtbaar.
- Een menschenleven schijnt het geleden, sedert wij uit Maaslandsluis vertrokken, zei Jacob.
- Dat is het, antwoordde Vincent, en ik kan u verzekeren, dat ik een gevoel in mijn maag heb, alsof ik in al die tijd niets gegeten heb.
- Bij mij kan de gordel ook verder dan het laatste gat dicht, merkte een Luikerwaal op.
- Het zal wat worden, als wij nergens meer een gat kunnen vinden om in te kruipen. Dat beteekent iedere reis een tocht naar la Rochelle of minstens naar Duinkerken.
- Het zou wat waard zijn, als wij nu Enkhuizen of Hoorn hadden.
- Voor mijn deel zou ik voorloopig al met een brood tevreden zijn, zei Vincent. In Den Briel rooken de schoorsteenen, daar heeft de bakker het brood in de oven en bij den slager hangen dikke worsten in de schoorsteen.
- Kerel, maak mij niet belust. Het water loopt mij om de tanden. Daar in Den Briel is het al spek voor den Spanjool zijn bek.
- Heeft de stad bezetting?