Oranje en Alva's tyranniek bewind
(1936)–Maurits Dekker– Auteursrecht onbekend
[pagina 78]
| |
gebracht. Lang had men hen in het onzekere gelaten betreffende de aard van de beschuldigingen, welke tegen hen waren ingebracht. Een paar maal waren zij bezocht geworden door de twee raadsleden van de Raad van Beroerten, Juan Vargas en doctor Del Rio. Dezen hadden hun een lange rij van vragen voorgelegd, waarop zij zonder een andere wegwijzer of raadgever dan hun geheugen antwoord hadden moeten geven. Geen enkel stuk werd hun ter inzage verstrekt en de bijstand van een rechtsgeleerde werd hun geweigerd. Ook hun verzoek om terecht te mogen staan voor een rechterschaar, welke samengesteld was uit ridders van het Gulden Vlies, werd afgewezen. Ofschoon het om hun leven ging, werd hun niet de minste kans of mogelijkheid gelaten om hun zaak behoorlijk te verdedigen. Eindelijk ontvingen zij de acte van beschuldiging en beiden gingen zij onmiddellijk aan het werk om de inhoud daarvan te bestrijden. Dag en nacht pijnigden zij hun hersenen om de spitsvondigheden der Spaansche juristen te weerleggen. Hoe gemakkelijk zou het Egmont gevallen zijn, de onhoudbaarheid van alle tegen hem ingebrachte beschuldigingen aan te toonen, als men hem voor onbevooroordeelde rechters zou hebben laten verschijnen. Doch de mannen, die zijn zaak berechten zouden, waren geen onafhankelijke, zelfstandig oordeelende personen, maar willooze werktuigen in Alva's hand. Welke hoop kon hem nog blijven op een rechtvaardig oordeel van mannen, die de door den koning bezworen grondwet zelfs niet eerbiedigden en hem het recht onthielden om als ridder van het Gulden Vlies door zijn gelijken gehoord en gevonnist te worden? Was het geen hopelooze onderneming, dat hij zich onder deze omstandigheden nog trachtte te verdedigen tegen de beschuldiging van hoogverraad, samenzwering, oproer en misbruik van vertrouwen? Bleef het geen onbegonnen taak om te trachten de drie en zestig artikelen, waarin de aanklacht was vervat, te ontzenuwen? Geen enkele ge- | |
[pagina 79]
| |
beurtenis uit zijn leven, welke in zijn nadeel uitgelegd kon worden, had men vergeten te noteeren. Zijn houding tegenover Granvelle, zijn deelneming aan de beweging der edelen, de geschiedenis met de zotskappen, dit alles werd aangevoerd om zijn verraderlijk gedrag te bewijzen. Uit ieder artikel en uit iedere zin bleek de kwade trouw van hen, die het stuk hadden opgesteld, achter ieder woord stond Alva met zijn wraakzucht. Twee belangrijke punten had de hertog vergeten te vermelden: zijn overwinningen bij Sint Quentin en Grevelingen. In een laatste opwelling van hoop en vertrouwen schreef Egmont zijn koning een uitvoerige brief. Maar Filips antwoordde niet. Ook de brieven van Egmont's vrouw, van keizer Maximiliaan, van den hertog van Lotharingen en van andere edelen liet de koning onbeantwoord. Zijne Majesteit schreef alleen aan Alva, dat het rechtsgeding tegen de beide graven zoo veel mogelijk verhaast moest worden. En de hertog deed, wat in zijn vermogen lag, om de wenschen van zijn vorst zoo vlug en goed mogelijk te vervullen. Hij liep op het proces vooruit en had de doodvonnissen reeds gereed, voordat het rechtsgeding begonnen was. De staten van Brabant dienden een protest bij den landvoogd in en Alva legde het rustig ter zijde, na het voorzien te hebben van de aanteekening, dat de onderteekenaren bestraft dienden te worden. Horne's moeder zond hem een brief met het verzoek, haar zoon voor een bevoegde rechtbank te doen staan, Egmont's zwager, de keurvorst van de Palts, stuurde een schrijven van dezelfde strekking. Alva legde de brieven in de lade, waarin hij de doodvonnissen had opgeborgen. Egmont's echtgenoote bracht hem een bezoek, smeekte hem om genade voor den vader van haar elf kinderen en wierp zich voor hem op de knieën. De hertog liet haar opstaan en verzekerde haar glimlachend, dat haar echtgenoot recht zou worden gedaan. | |
[pagina 80]
| |
Alva had andere zaken, die dringender zijn aandacht vroegen dan de toekomst van de beide graven, wier lot bezegeld was. De Raad van Beroerten nam een groot deel van zijn tijd in beslag, de stroom van aanhoudingen en veroordeelingen nam steeds toe, de financiën eischten zijn voordurende zorg. Daarbij kwam nog, dat de opstandelingen in de onmiddellijke nabijheid van de grens een bedenkelijke en gevaarlijke activiteit aan den dag legden. Reeds was een overigens onbeteekenende aanval op Brussel tijdig voorkomen. Door verraad was het plan van de samenzweerders, die in het Zoniënwoud samengerot waren, aan het licht gekomen. In zijn onmiddellijke nabijheid waren voorloopig geen gevaren te duchten, maar reeds meldden zijn spionnen, dat Hoogtestraten in het Guliksche een leger had samen gebracht en op het punt stond de Nederlanden binnen te trekken. Onmiddellijk zond hij Don Sancho de Londono, die met zijn leger te Lier lag, met tien vendels naar de bedreigde streek, terwijl hij Don Sancho d'Avila met drie compagnieën ruiters naar Maastricht had laten oprukken. Ook dit gevaar was dus tijdig bezworen. Maar de stilte rondom Oranje en van Nassau beviel hem niet. Ongetwijfeld voerden deze heeren weinig goeds in het schild. Het oogenblik was gekomen om met al deze gevaarlijke en nog altijd machtige edelen voorgoed af te rekenen. De verzoekschriften en smeekbrieven ten gunste van Egmont en Horne kregen een plaatsje in zijn archief, maar de doodvonnissen bewaarde hij in een lade onder zijn onmiddellijk bereik. Langzamerhand had hij een heel pak van deze papieren verzameld en daarom werd het tijd, dat hij eens een flinke opruiming in zijn lade hield. |
|