woorden: naar de galg. Zijn raadslieden herhaalden deze, door hun gebieder voorgeschreven zin, regelmatig en prompt als een echo. Eindeloos was de rij der onzichtbaren, talloos waren de schimmen, die langs de stoel van hun hoogsten rechter schreden: naar de galg. Vaders van gezinnen, moeders van kinderen, grijsaards, jongens en meisjes: naar de galg. Een enkele maal slechts een beschuldigde, die het voorrecht genoot, persoonlijk voor zijn rechterschare te mogen verschijnen. Juan de Vargas, Alva's rechterhand, kinderverkrachter en vrouwenschender, glimlachte als hij de doodsangst der slachtoffers zag. Onschuldig zijt ge? vroeg hij. Wij weten het, m'n vriend; allen die hier komen zijn onschuldig. Verheug u, want bij het oordeel in de andere wereld zult ge er genadig afkomen, als ge hier onschuldig gestorven zijt. De ketter was vader, hij had kinderen, meisjes. Een blond dochtertje van vijftien jaar, lippen als rozenblaadjes en borstjes als perziken. Haar kussen zouden er niet slechter om smaken, als de wellusteling, die haar verwekt had, aan het koord bengelde.
- Schuldig. Naar de galg!
Hessels, de Vlaamsche inquisiteur, deed aan de rechterstafel zijn dutje. De gelijkvormigheid der tallooze processen werkte vermoeiend en maakte slaperig. Hij droomde van feestmalen, van drinkgelagen en van herdersuurtjes met vriendinnen. Maar hij was een voorzichtig man, die wist, dat men zelfs in zijn slaap op zijn tellen moet passen. Daarom had hij de gewoonte aangenomen, om ook in zijn halfslaap, op alles wat hem gevraagd werd, steeds hetzelfde antwoord te geven: ad patibulum. Men leerde denken in doodvonnissen, zooals een schaker in schaakproblemen denkt, men leerde spreken in de beperkte taal van de Bloedraad, enkele woorden slechts, als de taal van een vreemd land, waar men zich thuis begint te gevoelen: ad patibulum.
Onafgebroken draaide de molen, alles vernietigend wat