Oranje en Alva's tyranniek bewind
(1936)–Maurits Dekker– Auteursrecht onbekend
[pagina 32]
| |
op de Duitsche manier, zooals men het hier gewend was. Sedert hij met zijn meester op Dillenburg was aangekomen, leidde hij een werkeloos leven en mocht hij er, zonder een vinger te kunnen uitsteken, naar kijken, hoe de Duitsche koks, die geen begrip van de kookkunst hadden, de kostelijkste spijzen verknoeiden. Hier deelde Hans de lakens uit en slechts van tijd tot tijd kreeg hij gelegenheid te toonen wat hij van het koksvak verstond, als de prins een gerecht klaargemaakt wilde hebben, waarvan de samenstelling en toebereiding alleen aan hem bekend was. De Duitschers vonden zijn pasteien en wijnsauzen ongenietbaar, maar Herman stelde in het oordeel van deze uieneters geen belang en zei, dat het hem voldoende was, dat vorsten en edelen, die in Brussel de gasten van Oranje waren geweest, hem de beste kok van Europa hadden genoemd. - Een weinig meer fijne Spaansche peper en wat minder van het stinkgewas, dat gij hier knoflook noemt, zou wèl zoo smakelijk in uw mengsel geweest zijn, merkte Herman op. Hans plantte zijn lepel in het deeg, veegde zijn handen af en keek Herman aan. - Wat meer zwijgzaamheid en wat minder Fransche bluf, zou u ook meer genietbaar maken, mijn vriend. Herman lachte en trok de schouders op. - Alleen iemand, wiens kookkunst niet verder gaat dan het bereiden van witte boonen met uitgebakken spek, kan een dergelijke goede raad in de wind slaan. Ge zult het nooit leeren. Hij stond op en klopte een meelvlek van zijn broek. - Ik ga maar naar buiten. Die eeuwige uienlucht in uw keuken maakt mij ziek. - Blijft nog wat; mogelijk stikt ge in deze uienlucht. - Geen kans. Ik heb uw soep gegeten en heb het overleefd! Herman slenterde naar buiten en ging op het bemoste | |
[pagina 33]
| |
muurtje bij de keukentrap zitten. Hoe lang zou zijn meester nog blijven op dit slot, waar niets te beleven viel, waar hij geen vrienden had en zich voortdurend verveelde. Hoe zou Jacob het maken. Na zijn vertrek uit Brussel, had hij niets meer van hem gehoord. Misschien was hij ook naar Duitschland gevlucht en woonden zij, zonder het te weten, in elkanders nabijheid. Maar het was niets voor dien knaap om er tusschenuit te trekken en waarschijnlijk zou hij dus wel in de Nederlanden gebleven zijn. Als er klop geleverd kon worden, ging Jacob er niet vandoor. Dat was het eenige: niet afwachten, maar aanpakken. Waarom trok Oranje niet op den Spanjaard los? Uiensoep, ruzie met de koks, iedere avond vroeg en nuchter naar bed en eens een enkele maal een verboden bezoek bij een van de meiden. Dat was geen bestaan voor een jongen, gezonden kerel. Peter trad uit zijn wachthok naar buiten en stond even stil onder de hooge, steenen boog van de poort, welke vol zonlicht was. Een klein, verwaarloosd heiligenbeeldje in een veel te groote nis. Bij de kerkenschennis in Antwerpen, hadden de kerels mooiere beelden kapot geslagen. De poortwachter schoof de zware grendels van de vleugeldeuren los. Het gaf een harde, scherpe tik van ijzer op ijzer, die weergalmde in de verste hoeken van de stille binnenplaats. Statig en langzaam draaiden de poortdeuren open, onder de toog ontstond een lichtstreep, die zich verbreedde tot een achtergrond van blauwe lucht, waarvoor een ruiter te paard als een standbeeld stond. Peter groette en de bezoeker reed naar binnen. Opeens was de stille binnenplaats gevuld met het geluid der hoefslagen op de bolle keien. Een staljongen snelde toe, greep het paard bij de teugels en de ruiter liet zich stram en vermoeid omlaag glijden. Herman sprong verrast overeind. Deze man, wiens gelaat en kleeren grijs waren van het stof der wegen, moest hij eerder hebben gezien. Zeker, zijn kop er af, als dat | |
[pagina 34]
| |
Egbert van den graaf van Brederode niet was! Hij kwam naderbij en toen werd hij ook door den bezoeker herkend. - Herman! - Egbert! Wat brengt u hier? - Een brief van mijn heer voor Oranje. - Brengt ge nieuws? - Weinig. Maar wij hopen spoedig voor goede tijding te kunnen zorgen. Brederode is soldaten aan liet werven. Binnenkort keeren wij naar de Nederlanden terug, om Alva een geschenk te brengen. - En Oranje? - Is niets van bekend. Misschien zal zijn antwoord op de brief, welke ik bij mij heb, zekerheid brengen. - Het is te hopen, zei Herman. In ieder geval zal ik verlof vragen om te vertrekken en ga dan met u terug naar Brederode's leger. |
|