glimmen als mijn kuras. En nu, vlug, wek ook de andere heeren en zeg, dat zij zich kleeden en gereed maken.
De toppen der boomen stonden reeds fijn en scherp als filigrein voor de achter dunne, transparante nevelen dalende zonneschijf, toen de wachtenden de eerste ruiterbende zagen naderen. Rudolph van Artois meende, dat het terugkeerende Walen waren, die enkele uren vroeger de Spanjaarden waren tegemoet gegaan, maar Egmont's oog zag scherper. Dit moesten de troepen zijn, want de tien paarden der Walen konden zooveel stof niet opjagen. Hij beschutte zijn oogen met zijn hand tegen het scherpe zonlicht, ging in de stijgbeugels staan en herkende na eenige oogenblikken, toen een windvlaag een gat in de stofwolk sloeg, de kleuren van een kruisbanier.
- Het moeten Alva's mannen zijn, besloot hij. Kom, wij rijden hem tegemoet.
De mannen drukten de sporen in de flanken hunner paarden en stormden omlaag van de heuvel, die hun tot uitzichtpunt gediend had. Aan de rand van het bosch, waar de weg zich voortslingerde over heuvelruggen, op welker toppen hij in de ruimte scheen te verdwijnen, vond de ontmoeting plaats. De ruiters stonden plotseling tegenover elkander en Egmont en Alva herkenden elkander gelijktijdig.
Hij is oud geworden, dacht de graaf, de reis heeft hem danig vermoeid.
Veel ervaren en niets geleerd. Nog altijd dezelfde domkop, dacht Alva en bracht zijn paard tot staan.
Toen stonden ze tegenover elkander, de overwinnaar van Sint Quentin en Grevelingen, die door de Nederlanders de grootste veldheer van zijn tijd genoemd werd en de overwinnaar van Tunis en Mühlberg, die, met uitzondering van de Nederlanden, in geheel Europa de bekwaamste legeraanvoerder der wereld geacht werd. Heel hun wezen weerspiegelde zich in de blikken, waarmede