uitging naar iets anders dan het krijgsbedrijf, bracht hem de overtuiging bij, dat voor den mensch geen hoogere en schoonere taak is weggelegd, dan het uitoefenen van macht over zijn evennaaste en leerde hem allen te haten en te verachten, die niet de eenig ware godsdienst beleden. Op zestienjarige leeftijd maakte Alva zijn eerste veldtocht en vier jaar later werd hij reeds een der bekwaamste en moedigste officieren van Karel de Vijfde's staf genoemd. Talrijk waren de overwinningen, welke op zijn naam stonden, ontelbaar was het aantal hunner, wier leed en bloed tot zijn roem hadden bijgedragen. De horizont van zijn levensinzicht lag daar, waar het slagveld eindigde, zijn menschelijkheid overschreed nimmer het beperkte gebied, dat begrensd werd door de rookende puinhoopen van verwoeste steden en ontvolkte dorpen. Maar menschelijkheid en medelijden waren eigenschappen, die den soldaat alleen maar tot ballast konden zijn. En hij was in de eerste plaats soldaat, een uitstekend organisator, een vakman in het krijgsbedrijf, die wist, dat vechten slechts een onderdeel van oorlogvoeren was en dat het dikwijls nuttiger en doeltreffender zijn kon soldaten en kruit te sparen, dan er met de blinde driestheid, welke vaak ten onrechte moed genoemd werd, op los te trekken.
Voor dezen man, die als kind geleerd had het krijgsmansschap als een heilige roeping te zien, bestond er geen beroep of ambt, dat evenwaardig was aan dat van den soldaat. Zijn talrijke overwinningen hadden hem de overtuiging bijgebracht, dat er, naast god en den koning, slecht één macht bestond: die van den krijgsman. Hij, de overwinnaar, had slechts te bevelen, zijn wil alleen was van beteekenis en alles wat leefde en tot luisteren in staat was, had zijn bevelen te gehoorzamen. De overwinnaar vernietigde steden en bouwde vestingen, hij ontvolkte en bevolkte, hij veranderde welvaart in armoede, gebrek in overvloed en geluk in ellende. Respect