- Graaf Arie.
- Ben je altijd graaf Arie geweest?
- Vroeger, zei de graaf met een zucht, heel lang geleden. Daarna was ik een poosje een ander, maar nu ben ik weer graaf Arie.
- Goed, hernam de lange dokter, maar dan was er toch een tijd dat je kruidenier was?
- In schijn, antwoordde de graaf.
- En je vrouw en kinderen dan, en je zaak?
De lippen van graaf Arie begonnen nerveus te trillen en een schok ging door zijn lichaam.
- Zij is vermoord, zei hij. Arme Lea, zij was zoo goed. Die schurken!
- Dus dat herinner je je. Juffrouw Loes, de filmactrice. Maar die is toch je vrouw niet?
Graaf Arie staarde den dokter aan. Hij trachtte zich op te richten, maar viel in de kussens terug.
- Mijn vrouw is ze, mijn andere vrouw is .... Het was gemeen van ze en meneer Frans is de schuld van alles.
De dokters spraken fluisterend met elkaar en zij keken den patiënt onafgebroken aan.
- Dus u, hernam de kleine, u zou die moedige ridder zijn en gravin Lea is uw vrouw?
De graaf liet het hoofd bedroefd hangen.
- Ik weet het niet, mompelde hij, het is allemaal zoo .... Is ze dood?
- U weet toch wel dat zij niet dood is?, vroeg de dokter. U weet immers wel dat het daar in die filmfabriek maar spel was?
- Leeft ze?, schreeuwde de graaf. Zij leeft, God, waar is ze?
- Kalm nu, sprak de oude dokter, wees nu maar rustig, dan zul je haar nog wel zien. Dus Coba is je vrouw niet en die twee lieve kindertjes, Fientje en Jacob zijn niet van jou?
- Zij leeft, glimlachte de graaf afwezig, alles komt weer goed.
- Zou je blij zijn als zij weer bij je kwam?
- Ja, antwoordde de graaf, maar er is iets kapot in mijn hoofd.
De twee dokters keken elkaar aan en spraken toen fluisterend met den broeder.