| |
| |
| |
Tiende hoofdstuk
De wonderen zijn de wereld niet uit
Toen Blinkie bij Hetty binnen kwam, schoof zij vlug eenige naast haar schrijfmachine liggende vellen papier onder een courant. Hierbij viel echter een velletje van de tafel en kwam vlak voor zijn voeten neer. Blinkie, galante gentleman, raapte het stukje papier op, doch bekeek het even, alvorens het aan de eigenares terug te geven. Het bleek het portret te zijn van een man op middelbare leeftijd, een militair type met een kaal hoofd en een forsche Kaiser Wilhelm knevel. Hetty bloosde en trachtte hem de foto afhandig te maken. Hij gaf haar echter geen kans, trok zijn hand terug en keek haar lachend aan.
- Dus toch, zei hij, ik vermoedde al dat er iets gaande was. Kan ik je al feliciteeren of is de zaak nog niet in kannen en kruiken?
- Doe niet zoo flauw Bart en geef dat portret terug. Het is niet van mij.
- Ik kan niet anders dan je keus bewonderen, vervolgde hij, het portret bekijkend. Een flinke boy, mag er zijn voor zijn jaren. Een kerel als een boom met een snor van ijzerdraad, een paar kleerhaken. Jammer dat hij een beetje kaal en glad aan de bovenkant is.
- Je denkt zeker dat je grappig bent!
- Dat niet, maar ik vind hem grappig. Vertel mij nu eens eerlijk Hetty, we zijn toch jongens onder elkaar: is dat nu lekker zoenen op zoo'n schoenborstel?
- Goed, antwoordde Hetty, bereid hem van repliek te dienen, als je het dan weten wilt, zoo'n stevige mannelijke snor is mij sympathieker dan zoo'n gladde melkmuil.
- Daar kan ik inkomen. Er is iets pikants aan, vooral als zoo'n snor naar tabak en uien ruikt.
| |
| |
- Je bent onsmakelijk.
- En dan moet het gedurende de liefkoozing iets zaligs zijn om een beetje op zoo'n kale knikker te krabbelen. Och ja, die liefde. Hoe heet je sergeant-majoor?
- Wil je het graag weten?
- Eerlijk gezegd, interesseert het mij niet bijzonder. Ik hoop alleen maar dat je hem trouw zult blijven, dat je iedere ochtend zijn snor flink in de pommade zet en op tijd zijn kaplaarzen poetst. Hij is ongetwijfeld een schat van een man, maar hij lijkt mij niet gemakkelijk voor een nalatige of overspelige vrouw.
- Heb maar geen zorg. Het zal hem aan niets ontbreken en van mijn trouw kan hij verzekerd zijn.
- Ik zie, beste Hetty, dat het geval hopeloos is, vervolgde Blinkie, haar de foto terug gevend. En toch zou ik je willen verzoeken, nog eens ernstig met jezelf te overleggen, voordat je naar het stadhuis wandelt en een trouwboekje koopt. Neem bijvoorbeeld nog eens die kwestie van de snor. Ben je er nu absoluut zeker van, dat een kus op zoo'n ruw behaarde mond, de prettigst denkbare aanraking tusschen man en vrouw zou zijn? Begrijp mij goed, ik ben geen partij in deze zaak en spreek alleen als een belangeloos vertegenwoordiger van de melkmuilen.
- Ik geloof je, Blinkie en ik waardeer de manier, waarop je voor de melkmuilen opkomt, Maar, geloof het of niet, er gaat niets boven zoo'n forsche, kranige sergeant-majoor-snor.
- Je weet niet wat je zegt, liefje. Ik ben bereid je te bewijzen, dat je je vergist. Blinkie had zijn hand op haar arm gelegd en trok haar een weinig naar zich toe.
- Zou je werkelijk in staat zijn dat bewijs te leveren? vroeg zij schalksch.
- Beslist! En de daad bij het woord voegend, sloot hij haar lippen met een kus.
- Ik ben nog altijd niet overtuigd, zei Hetty, zich uit zijn omarming losmakend.
- Je geeft mij geen eerlijke kans, antwoordde hij. Let op: ik zal het nog eens over doen.
- Nu niet, melkmuil. Je houdt mij van mijn werk af.
- Ik dacht, dat je alleen maar een minnebrief aan de snor
| |
| |
aan het schrijven was. Maar goed, we maken er nu een eind aan, want wij moeten weg. Vanavond, als wij terug zijn, zal ik de les nog wel eens met je doornemen.
Toen Hetty een oogenblik de kamer verlaten had, kon Blinkie geen weerstand bieden aan de verleiding, om even te snuffelen in de papieren, die zij op een hoektafeltje gelegd had. Precies wat ik dacht, mompelde hij, toen hij nog meer portretten vond. Hetty voert dus de liefdescorrespondentie voor juffrouw Bontenbal. Allemaal reflectanten op de advertentie, liefhebbers van gestampte pot en een keurig onderhouden inboedeltje. Laat eens kijken: dat zijn drie uitnoodigingen op drie verschillende dagen. Hij noteerde vlug de namen en adressen en zat alweer rustig in een stoel voor het raam, toen Hetty terug keerde.
- Klaar, zei zij, haar kittig punthoedje even voor de spiegel verschikkend.
- Meid, riep hij, je bent je er volkomen van bewust, dat je er patent uitziet, dat je een smoeltje hebt als een rijpe perzik, waarin de dorstige Blinkie graag zou willen bijten. Maar desondanks weet je niet half hoe verleidelijk je er uit ziet en dat ik, gek die ik ben, graag opnieuw mijn vrijheid op het spel zou zetten, terwijl ik pas de dans ontsprongen ben. Laat ons nu vlug weggaan lieverd, opdat ik op straat, in de frissche lucht, weer tot rust en bezinning kan komen.
Bij Jaap thuis zou, ter eere van Blinkie's overwinning op ‘den koffie- en theeploert’, een klein intiem feestje gevierd worden. Lien, die vond dat haar meubeltjes van dergelijke braspartijen te veel te lijden hadden en wier woonkamer juist opnieuw geschilderd werd, had getracht zich van de zaak af te maken. Jaap zou, naar hij beweerde, die avond met plannen voor de dag komen, die weer bergen geld in de bijna ledige familiekas zouden brengen. Daarom moest de bijeenkomst in zijn woning worden gehouden. Voor een goede behandeling van de meubelen, stond hij met zijn heele persoon borg. Voor de versche verf in de woonkamer, behoefde Lien ook niet bang te zijn, want er kwamen maar een paar menschen, die voldoende hadden aan het opkamertje.
Toen Hetty en Bart aankwamen, waren Manus en Vlekkie reeds aanwezig en gebruikten thee met koek, waarvoor
| |
| |
Blinkie het geld verstrekt had. Het groote pak, dat de nieuw aangekomenen meegebracht hadden en dat eenige flesschen met een meer geestrijke drank dan thee bevatte, werd voorloopig achteraf gehouden.
- Eerst de zaken, stelde Jaap voor, die heel wat van plan scheen te zijn. Op thee werkt het verstand het best en jullie zullen je hersens hard noodig hebben, om te begrijpen, wat ik jullie straks vertellen zal.
Voorloopig kwam er echter nog niet veel van Jaap's zaken, want eerst moest Blinkie haarfijn vertellen, hoe het hem gelukt was Manus uit handen van de politie te houden en er nog honderd gulden aan te verdienen.
- Ik heb altijd wel geweten, dat er een flesschentrekker van groot formaat in jou verloren gegaan is, zei Jaap, toen Blinkie zijn verhaal gedaan had. Jij had bankdirecteur of minister van justitie moeten worden.
- En ik, zei Hetty, haar hand op Blinkie's schouder leggend, ik begrijp nu dat je een nog veel grootere schurk bent, dan ik altijd gedacht heb. Bij deze woorden keek zij hem met zooveel bewondering aan, dat Blinkie in haar houding voldoende vrijheid vond, om haar te omhelzen en haar ten aanzien van alle aanwezigen te kussen.
- Vrienden, riep hij, ik kondig jullie onze verloving aan. Wanneer het gebeuren zal, weten wij allebei nog niet, maar wij probeeren maar vast of het goed zou gaan, als wij er ernst van zouden maken. Dit zijn dus vooroefeningen.
- Wees verstandig, waarschuwde Jaap, en neem een voorbeeld aan mij. Ik heb vroeger in mijn onnoozelheid ook gedacht, dat het een grap was.
- Nogal een mooi voorbeeld! meesmuilde Lien.
- Ik beweer niet dat het mooi is, maar het is een waarschuwing, een soort van afschrikwekkend voorbeeld. Geloof mij maar, het is niks gedaan. Vraag het maar aan Lien, die kan er van meepraten.
- Dat kan ik zeker! Een vrouw heeft geen leven bij dergelijke niksnutten. Als ik alles destijds geweten had.... Maar ja, ik heb mij laten inpalmen door zijn mooie smoesjes en zijn branie.
- Dan ben je niet tekort gekomen, zei Blinkie, want aan
| |
| |
smoesjes en branie ontbreekt het hem nog altijd niet.
- Daarover wilde ik het nou juist niet hebben, zei Jaap. Ik wilde alleen maar zeggen, dat jullie niet zoo stom moeten zijn om van de armen te trouwen, zooals wij het gedaan hebben. Leege kisten maken twisten en waar de ambtenaar van de steun door de deur binnen komt, daar vliegt de liefde door het raam het huis uit.
- Ik had er al lang genoeg van, voordat je steuntrekker werd.
- Omdat je al jaren smoor bent van dien melkboer, die het met alle getrouwde vrouwen aanlegt. Maar hij spot met de liefde van al die gansjes en denkt er alleen maar aan, om zooveel mogelijk eieren en melk te verkoopen.
- Geen alkoofgeheimen, vrienden, zei Vlekkie, dat is onsmakelijk en in hooge mate pijnlijk voor een vrijgezel, die niet van melk houdt. Maar dit heb ik tenminste geleerd, dat ik, als ik ooit nog eens trouw, geen melkboer aan mijn deur laat komen.
- Ik wilde dit maar zeggen, hernam Jaap, dat je niet in het huwelijksbootje moet stappen, voordat je scheef loopt van het geld. Maar de centen zullen er nu komen, of mijn naam is geen Jaap. En als de duiten er zijn, dan vieren Hetty en Blinkie een bruiloft, waarvan de stadhuismuren zullen barsten en de buren ook, van nijd en afgunst dan.
- Je hoort het, Hetty.
- Ik wist niet dat het over ons ging.
- En dan wordt het tusschen Lien en mij ook weer goed. Nietwaar schat? vroeg Jaap. Let maar eens op, vervolgde hij, een vel teekenpapier ontrollend, hier heb ik de plannen of, zooals de menschengrijpers het zeggen, de stukken van overtuiging.
- Zouden we niet eerst een klein borreltje nemen? vroeg Manus zijn handen wrijvend. Het is hier niet warm.
- Eerst de zaken en dan plezier, antwoordde Jaap, dat is een vaste regel, waaraan Blinkie en ik ons altijd gehouden hebben. Als we dat niet altijd gedaan hadden, zouden we nooit zooveel in de wereld bereikt hebben. Nietwaar Bart?
- Schiet nu maar op en vertel waarom het gaat.
- Waarom het gaat, dat weten jullie. Maar ik weet nu hóe
| |
| |
het gaat en dat is meer waard. Vlekkie, je hebt een prachtige tip gegeven en als wij binnen een jaar niet rijk zijn zal het aan die tip van jou niet gelegen hebben. Ik weet nu hoe die snijboon in Engeland, die gedachtenlezer, de Engelschen te pakken neemt.
- Je meent het!
- Neen, ik weet het. En wat meer zeggen wil, ik weet ook op welke manier wij er zelf geld mee kunnen verdienen. Toen Blinkie dat stukje uit die Engelsche krant voor mij vertaald had, heeft het mij niet meer losgelaten. Vraag maar aan Lien, die wilde al boven bij de buren gaan slapen, omdat zij door mijn gewoel 's nachts geen oog meer kon dicht doen. Nietwaar schat?
- Ja idioot!
| |
| |
- Kort en goed, vannacht heb ik het gevonden. Ik ben dadelijk op gestaan en heb een schets van de zaak gemaakt en vandaag heb ik alles netjes uitgewerkt. Het klopt als een bus. Kijk maar eens hier, vervolgde Jaap, de teekening plat strijkend. Alles gaat electrisch en dat Engelsche wonder werkt nog eenvoudiger dan een gewone huistelefoon. Nu moeten jullie het volgende eerst even goed onthouden. Onze vriend, de wonderdoener, draagt een tulband, waardoor zijn ooren bedekt worden. Het is maar gelukkig dat er dergelijke tulbanden bestaan, want anders zou dit genie geen gedachten kunnen lezen. Onder dit hoofddeksel is namelijk een heel klein telefoontje voor hardhoorenden verstopt. Die dingen zijn zoo klein, dat je ze ongeveer in je oor kunt stoppen, alleen het magneetje, dat zoo groot is als een blokje verf uit de verfdoos van Jantje, steekt buiten de oorschelp. Aan het telefoontje zitten twee haardunne, rose omwoelde bobinedraadjes, die je tegen de huid op een meter afstand niet ziet en die bovendien nog voor het grootste deel bedekt worden door de zwarte plastron, die onze toovenaar draagt. Deze draadjes loopen tusschen zijn kleeren door naar beneden, naar de hakken van zijn schoenen, die van lood gemaakt zijn.
- Hij is dus een soort van wandelend telefoonstation, meende Vlekkie.
- Zooiets ja, in het klein dan. Kijk nu eens op de teekening. Hier zie je het tooneel met de coulissen en het achterdoek. De twee kruisjes bij de nummers een, twee en drie zijn spijkers, waarvan alleen de koppen boven de tooneelvloer uitsteken en waarvan de punten er aan de onderkant uitkomen. Vanaf die spijkers loopt een dubbele leiding, alweer van dun bobinedraad, naar de kleedkamer waar, bij de letter H, de rechterhand, de helper van onzen wondermensch zit. De draden eindigen bij B - M1, dat is een microfoon met batterij. Als de gedachtenlezer nu met zijn looden hakken op een van de drie stellen spijkerkoppen gaat staan, dan komt hij in directe telefoonverbinding met zijn helper in de kleedkamer. Alles wat die man in de microfoon zegt, kan de gedachtenkunstenaar, die met zijn looden hakken op de spijkers op het tooneel staat, verstaan. De contrôlepersonen, die om hem heen zitten, hooren natuurlijk niets en zitten daar netjes voor Piet Snot. Nu
| |
| |
hangt er een tweede microfoon M2 in de tooneelkap en deze staat ook weer met een paar dunne draadjes met de kleedkamer in verbinding. De draden komen uit in de versterker V die noodig is om de zwakke geluiden, die de verborgen opgestelde tooneel-microfoon ontvangt, te versterken. De helper heeft een koptelefoon en kan op zijn beurt alles dat voldoende duidelijk op het tooneel gezegd wordt, verstaan.
- Ik snap het al, zei Vlekkie, de heele zaak is zoo helder als een klontje.
- Nietwaar?
- Maar wat beteekent dat dan allemaal? vroeg Hetty.
- Als je nu even geduld hebt, dan kom je het ook te weten en dan behoef je het niet te vragen. Nu vraagt de man op het tooneel aan iemand in de zaal, welk boek hij in zijn handen heeft. Je noemt de titel en de wonderdokter zegt het duidelijk verstaanbaar na. Als de bliksem zoekt nu de helper, die alles door de koptelefoon gehoord heeft, het verlangde boek, laat ik maar zeggen De Plattelandsegoïst, uit het stapeltje dat hij voor zich heeft liggen. Nu mag jij een bladzijde kiezen, laten we zeggen, dat je bladzijde honderd neemt. Honderd, herhaalt de nepper op spijkers en zijn handlanger zoekt meteen deze bladzijde op. Nu mag je een regel kiezen, de zooveelste van boven af. Neem aan, dat je de tiende regel gekozen hebt. Een paar seconden later heeft ook de helper de tiende regel van bladzijde honderd gevonden en dan vertelt hij den wonderdokter door de microfoon gewoon wat op deze regel staat. Het genie met de tulband zegt het netjes na en het stomme publiek zit zich te vergapen van verbazing.
- Enorm!
- En daarmee verdient die vent dus kapitalen.
- Een donders dure papegaai.
- Hoe is het mogelijk, zei Hetty, dat het publiek daar in vliegt.
- Hoe eenvoudiger een truc is, hoe gemakkelijker het publiek er in loopt, zei Blinkie. En de geleerde heeren trappen er het eerst in, omdat zij niet de gemakkelijkste, maar altijd de moeilijkste verklaringen zoeken. Maar een mensch is tenslotte geleerd, om alles zoo ingewikkeld mogelijk te maken.
- Maar dit zou toch zelfs een kind snappen!
| |
| |
- Zeker, en daarom kunnen de professoren er met hun baret niet bij. Het is prachtig Jaap, geniaal van eenvoud en geadeld door brutaliteit.
- En wij kunnen er een dikke boterham mee verdienen, antwoordde Jaap, zijn teekening weder oprollend.
- Ik ken dat dikke boterhammen verdienen van jou, zei Lien minachtend. Maar dit wil ik je wel vertellen, als jij aan het tooneel gaat, dan laat ik me van je scheiden.
- In orde schat. Morgen ga ik aan het tooneel.
- Jawel, of je er nu de spot mee drijft of niet, dat laat mij koud. Ik wensch niet getrouwd te zijn met een man, die met al die lellen van het tooneel omgaat. Mijn moeder zei altijd, dat je de stoel moet afvegen waarop een comediant gezeten heeft.
- Jaap zou er, als hij een beetje geschminkt is, in het licht van de schijnwerpers niet slecht uitzien, meende Blinkie.
- Jij kunt me nog veel meer vertellen. Een wijf dat zich verft, dat is niet veel, maar een kerel die zooiets doet, is heelemaal niks waard. Als Jaap met die telefoonrommel op het tooneel gaat, dan maak ik bekend dat het niks anders dan bedrog is.
- Maak je niet druk moeder, zei Jaap. Geen mensch denkt er aan om op het tooneel te gaan. Voor zooiets ben ik trouwens niet vriendelijk genoeg gebouwd. Wij zijn maar eenvoudige menschen, die niet verlangen beroemd te worden. Het tooneel laat ons dus koud, maar ik verzeker jullie, dat we een pracht van een comedie zullen gaan opvoeren.
- Heb ik niet gezegd, dat er goud in dat gevalletje zat? vroeg Vlekkie.
- Misschien, antwoordde Blinkie. Ik blijf nog een beetje voorzichtig, want ik ben nog altijd niet heelemaal over de dierenhandel heen. Dat zaakje heeft mij hard aangepakt.
- Wij gaan alle drie geld verdienen, besloot Jaap. Let maar eens op.
- En misschien, als het goed gaat, hebben jullie voor mij dan ook wat, zei Manus. Ik ben nu ook zonder werk.
- Zoodra we een eerlijke boekhouder noodig hebben, loop ik even bij je aan, antwoordde Jaap met een openhartigheid, die voor de meeste leden van het gezelschap vanzelfsprekend was.
| |
| |
- Maar nu zijn we klaar met de zaken. Morgen spreken wij met z'n drieën wel verder. Schat, geef jij eens even de glazen en de kurketrekker, want het wordt tijd om op de vrijheid van Maan te drinken.
De theekopjes werden van de tafel genomen en vervangen door likeur- en wijnglazen. De heeren kozen zonder uitzondering oude klare, terwijl de dames zich bij wijngrog hielden. Ofschoon Jaap voorgesteld had, dat er nu verder niet meer over zaken gesproken zou worden, was Vlekkie zoo vervuld van plannen voor de toekomst, dat hij er zijn mond niet over houden kon. In het begin gelukte het Jaap een paar keer hem het zwijgen op te leggen, maar naarmate de inhoud van de eerste kruik jenever minder werd, namen Vlekkie's moed en spraakzaamheid toe en tenslotte gaf Jaap, wiens weerstandsvermogen ook slapper werd, zijn pogingen maar op.
- Tenslotte, zei hij, ben je niks meer dan een groot kind en ik vraag mij af, of ik zoo'n kletskous als jij bent, wel in onze zaak gebruiken kan.
- Dat zou er nog bij moeten komen, riep Vlekkie, dat je mij er buiten houdt. Alles wat je bent, heb je aan mij te danken, want als ik dat stuk niet in de krant gevonden had, zouden jullie er nooit iets van hebben geweten.
- En ik, antwoordde Jaap, na zijn glas in één teug geledigd te hebben, als ik mijn nachtrust er niet voor opgeofferd had om dat vuile zaakje van a tot z uit te pluizen, zou jij er ook naast gezeten hebben.
- Nu geen ruzie maken jongens, suste Blinkie. Laten we liever doen wat we afgesproken hebben en een glas drinken op de ondergang van de firma ter Gast en zoon.
- Proost!
- En Manus, als je nu weer eens twee en twintig jaar bij één baas bent, dan moet je er voor zorgen, dat je je koetjes op het droge hebt.
- Manus is een ezel, die het nooit zal leeren. Hij is voor fatsoenlijk man in de wieg gelegd en daarom zal hij straatarm de kist in gaan.
- Proost!
- Op alle onfatsoenlijken.
- Aan deze dronk doe ik niet mee, plaagde Hetty. Ik stel
| |
| |
mij niet op één lijn met schurken en misdadigers.
- Dan drinken wij, omdat Hetty het zoo graag wil, een glas op de gezondheid van alle sergeant-majoors met prikkeldraadsnorren.
- Proost!
- Proost, riep Vlekkie, en van de zomer koopen wij een leuk klein open wagentje en dan rijden wij met z'n allen naar het dorp, dat ik volgestopt heb met bokkingen en appelen.
- Zoo ver zijn we nog niet en zomer is het nog lang niet.
- Neen, zei Manus, het is hier op het oogenblik knap koud.
- Dat komt van het hangen. Meer drinken!
- Neen, zei Hetty. Waarom maken jullie dan niet een beetje vuur?
- Voor een zoen, antwoordde Jaap, die moed had, nu zijn vrouw even naar de keuken was.
- Zoodra je een slobbersnor met punten hebt, krijg je een zoen van haar, zei Blinkie.
- In 's hemelsnaam, dan zal ik maar wat warmte op de pof leveren. Stop maar een krant in de kachel, dan zal ik wel wat houtjes en briketten halen.
De daad bij het woord voegend, begaf Jaap zich naar het kolenhok op de gang en keerde een oogenblik later met een armvol brandstoffen terug.
- En nu gaat het pas gezellig worden, een lekker vuurtje, zei Manus, een handvol kleine houtjes op het brandende papier werpend.
Op dat oogenblik ging de deur open en trad Lien binnen. Toen zij de vlammen door het geopende vuldeurtje zag, slaakte zij een gil, liet de bordjes uit haar handen vallen, stortte zich op Manus en sloeg hem de rest van het hout uit de handen.
- Het geld, jammerde zij, het geld van tante Cor zit in de kachel!
Allen keken haar verbaasd aan en Jaap uitte een zware vloek. Blinkie overzag de toestand onmiddellijk, nam de theekan van de schoorsteen en stortte de rest van de inhoud in de kachel. Het vuur was dadelijk gedoofd.
- Tachtig gulden, huilde Lien, krankzinnige slampampers, zuiplappen! Nu hebben we niks meer.
| |
| |
- Welk stommeling verstopt dan ook geld in een kachel!
- Dat moest ik wel doen, omdat mijn man zoo'n drankwagen, zoo'n doorbrenger is.
- Je verdiende loon, zei Jaap wijsgeerig. Ik niks, jij ook niks, wij allemaal niks. Zoo gaat het in het leven.
- Ze moesten jou in een gekkenhuis zetten.
- Ja, zei Jaap, daar zal ik het wel gezelliger hebben dan hier bij jou.
- Hou je mond, kerel, of ik vlieg je aan!
- Stil nu maar, kalmeerde Blinkie.
- Dat kun jij zeggen, het is jouw geld niet.
- Dat jammeren helpt je niks. Laten we liever maar eens kijken, of er nog iets van te redden valt.
Blinkie begon de half-verkoolde inhoud van de kachel op een krant uit te spreiden.
- Misschien is het geld nog niet verloren, zei hij.
Hij hield een half-verteerde katoenen portefeuille in zijn hand. Er bleken nog resten van de bankbiljetten over te zijn.
- Niets weggooien, commandeerde hij. De asch, alles moet bewaard worden. Alles netjes bijeen houden. Morgen gaan wij met de heele zaak naar de Nederlandsche bank en als de asch daar scheikundig onderzocht is, dan krijg je waarschijnlijk splinternieuwe bankbiljetten voor dat zoodje afval terug. Drink nu maar rustig een glaasje om te kalmeeren en stop in het vervolg geen geld meer in de kachel.
- En met zoo'n stom wijf moet een verstandig man als ik getrouwd zijn, riep Jaap wanhopig.
- Stil nu, gebood Blinkie. Geen verwijten. Het feest wordt voortgezet.
|
|