| |
| |
| |
Elfde hoofdstuk
Een nieuwe vennoot treedt tot de firma toe
Nog nooit had Jaap er zooveel spijt van gehad zich niet aan bedrog te hebben schuldig gemaakt, als op het oogenblik dat hij, in ruil voor het beetje asch en verkoold hout, dat hij een paar dagen tevoren ingeleverd had, op de Nederlandsche bank drie splinternieuwe biljetten van vijf en twintig gulden in ontvangst kon nemen. Voor Lien, die voor de veiligheid maar was meegegaan, hield hij een verhandeling over de schijnheiligheid van de overheid, die de burgers wilde wijs maken, dat zij aan een beetje asch kon zien hoeveel en welke soort bankbiljetten door het vuur verteerd waren.
- Er had best een briefje van honderd gulden verbrand kunnen zijn, zei hij. De resten, die wij ingeleverd hebben, bewijzen niks. Knappe jongen, die mij zou kunnen bewijzen, dat het niet waar was. Asch is asch, die rommel is zoo dood als een pier en als het waar is, dat ze kunnen nagaan waarvan die asch afkomstig is, dan moeten ze ook precies kunnen vertellen wat in de krant stond, waarmee de kachel werd aangemaakt of kunnen zeggen of de dochter van de hokkenbaas, die de brandhoutjes gehakt heeft een bochel heeft of niet. Neen, Blinkie heeft het deze keer niet link aangelegd. Als hij mij vooruit gewaarschuwd en mij had gezegd hoe het in zijn werk ging, dan zouden wij er heel wat meer hebben kunnen uitslaan. Maar het is nu eenmaal gebeurd en daarom zullen we nu maar voor troost een glaasje bier op het Damrak gaan drinken.
- Er wordt niets gedronken, antwoordde Lien vriendelijk. Ga jij maar werk zoeken, dan doe je verstandiger.
- Als ik je raad noodig heb, zal ik het je wel per aangeteekende brief vragen. Het huwelijk is een eeuwig onrecht, dat pas bij de dood ophoudt, vervolgde Jaap, die staan bleef
| |
| |
om het geld, dat nog in zijn vestzak zat, te tellen. Hij bracht het niet verder dan tot twaalf cent. Als je mij nu even een kwartje geeft, zei hij, kan ik naar het tuindorp Nieuwendam gaan, daar worden bankwerkers op een scheepsbouwwerf gevraagd.
- Een dubbeltje is genoeg, meende Lien, die de twaalf centen gezien had.
- Twee en twintig cent voor de tram en een dubbeltje voor het bootje, hield Jaap vol.
- Welk bootje?
- Over het IJ natuurlijk.
- Dat kost niks, als je een overstapje neemt.
- Mensch, riep Jaap, gebruik je hersens en klets niet als een kip zonder kop. Met dat bootje van de tram kom ik er niet, dan moet ik nog meer dan een half uur met mijn lekke schoenen door de natte polder loopen. Als je mij niet vertrouwt, ga dan maar mee.
Hij kon Lien dit voorstel zonder veel risico doen, omdat hij er op rekende, dat zij naar huis moest om eten te koken.
- Goed, antwoordde zij, dan ga ik mee. Ik wil er ook wel eens uit.
Hij liet zich door haar antwoord niet overbluffen, bleef even staan en zei toen, dat zij wel gek leek, om in dit weer zoo'n lange wandeling te willen maken. Die fabriek lag een heel eind in de polder, niet in Nieuwendam, maar vlak bij Ransdorp. De lucht was trouwens zoo grauw als lood en elk oogenblik kon het gaan stortregenen.
- Ik ben niet bang voor een beetje regen, hernam Lien. Ga maar mee naar het bootje.
- Wel op deze manier geld verkwisten, maar te gierig om een biertje te koopen. Maar kom maar mee, dan kun je ook eens zien, wat wij mannen moeten doen om aan werk te komen.
Deze kunsten moest hij haar afleeren. Hij zou er voor zorgen, dat dit grapje haar duur kwam te staan. Tippelen zou ze, totdat de punt van haar tong op haar schoenen hing. Voor zijn part kwamen zij vanavond om acht uur pas thuis, of heelemaal niet. Als hij nu maar het geluk had, dat er een stortbui kwam. Maar nu zou je natuurlijk juist weer zien, dat het
| |
| |
weer straks opklaarde. Hij had nooit geluk.
- En waar ligt dat mooie bootje van jou? vroeg zij sarcastisch.
- Denk je soms dat ik lieg? Mensch, je bent mij geen leugen waard. Kom maar mee.
Hij vervolgde zijn weg in de richting van de Dam en vroeg zich af, welk bootje hij nu zou moeten nemen. Waar het ding naar toe ging, kwam er niet op aan. De hoofdzaak was, dat Lien er voor zou moeten betalen. En hoe meer hoe beter; reizen kostte nu eenmaal geld! In ieder geval zou hij er voor zorgen, dat zij zoo'n grap niet voor de tweede keer zou uithalen. Voor het Centraalstation lagen bootjes genoeg, die naar Schellingwoude of naar Kampen gingen. Hij zou wel iets vinden.
Toen zij bij de aanlegsteiger der veerbootjes van de Noordhollandsche tram waren aangekomen, kreeg hij een inval.
- Wij gaan met dit bootje, dan kunnen wij aan de overkant de tram nemen. Ik kan jou, als vrouw, toch niet zoo'n eind door die natte polder laten baggeren?
Lien gaf geen antwoord; zij vertrouwde het nog niet.
Wacht maar meid, dacht hij, je bent er nog niet. Wij nemen het trammetje naar Broek in Waterland en van daar uit zal ik je laten tippelen totdat je een ons weegt.
- Is die tram duur? informeerde Lien.
- Een cent of dertig per persoon.
Haar gezicht betrok en Jaap had moeite om een glimlach te onderdrukken.
- Kom maar, moedigde hij haar aan. Met dat andere bootje is het geen doen voor een vrouw. Van Schellingwou af is het zeker wel een uur loopen en het begint al te druppelen.
- Zonde eigenlijk, zei zij, toen zij het trapje van de aanlegsteiger afgingen.
- Waarom zonde? Je bent maar één keer uit. Voor vandaag moeten we het er maar eens van nemen. Als dat geld heelemaal verbrand was, hadden we niks gehad.
- Hoe laat denk je thuis te zijn? vroeg zij, toen zij op het dek van het kleine bootje stonden.
- Om een uur of acht zullen we wel weer terug zijn.
Lien schrok. Zij moest voor het eten zorgen en om Jantje
| |
| |
denken, die om zes uur thuis kwam. Zij moesten maar niet gaan. Wat zou er moeten gebeuren, als Jaap daar werkelijk aan het werk kon gaan? Die fabriek lag toch immers veel te ver?
- Laat dat maar gerust aan mij over, zei Jaap moedig. Ik ben er niet te lui voor om ver weg te werken. Dan zal ik hier of daar wel een tweedehandsch fiets op de kop zien te tikken. De bel luidde en de dekknecht begon aanstalten voor het vertrek te maken.
- Hier, zei Lien, in haar portemonnaie grabbelend, hier zijn twee kwartjes. Ga jij maar alleen. Maar ik blijf wachten totdat het bootje weg gaat.
- Dat moet je zelf weten, antwoordde hij, het geld onverschillig in zijn zak stoppend. Met mijn eigen dubbeltje mee, zijn het drie biertjes, rekende hij onderhand uit.
Opnieuw luidde de bel en de touwen werden losgemaakt.
Lien stond op de steiger en Jaap wuifde, alsof hij een reis naar Indië ging maken. Was het maar waar, dacht hij. Stel je voor, met een zak vol geld, moederziel alleen en heelemaal naar Batavia. Vreemd, hij had maar twee en zestig cent op zak en hij stond op een pontje, dat naar de overkant van het IJ ging en toch had hij, toen de motor begon te draaien en het bootje langzaam van de wal afdreef, werkelijk even het gevoel dat hij een verre reis ging ondernemen.
- Ik kan je schrijven Lien, riep hij lachend, en ik zal je trouw blijven.
Zij wees op haar voorhoofd, draaide hem de rug toe en ging het trapje op. Het bootje gleed door de donkere poort van de brug heen.
- Meneer, dit is toch de boot naar Zaandam? vroeg Jaap den dekknecht.
- Zaandam? De man lachte medelijdend. Wij gaan naar het station van de tram, die naar Purmerend gaat.
- Purmerend! riep Jaap verschrikt, alsof men hem gezegd had, dat men regelrecht naar New York zou varen. Dan moet ik er af, want ik moet naar Zaandam.
- Blijf maar kalm, want zoo erg is het niet. Je kunt er aan het station aan de overkant weer af.
- Gelukkig maar. Dank je wel!
| |
| |
Aan de overkant van het IJ, vlak bij de werf van de Droogdok maatschappij, vond Jaap al gauw een kroegje, waar een electrische gramofoon speelde en waar het hem bijzonder gezellig toescheen. Eigenlijk is een mensch gek, dacht hij, om uit plichtsgevoel altijd in die zelfde Kameelenrug te kruipen. In deze kroeg zag je nieuwe gezichten, er kwamen hier vreemde zeelieden, er werd Engelsch en Duitsch gesproken. Net of je in het buitenland bent, mompelde hij, zich met een glas bier gezellig in een hoekje nestelend. Al gauw kreeg hij gezelschap van een Engelschen matroos met wien hij in het Jordaansch, dat vermengd was met enkele Engelsche en Duitsche woorden, een gesprek over het weer en de slechte tijd begon. Dat zij elkander niet verstonden, was voor geen van beiden een beletsel om elkander volkomen te begrijpen. De Engelschman informeerde er naar, waar hij aardige Hollandsche meisjes ontmoeten kon en Jaap, die meende dat de man bang voor de regen was, trachtte hem gerust te stellen door te zeggen, dat die bui zeker niet lang duren zou. Girls, zei de zeeman en Jaap knipoogde. Toen lachten zij beiden en gaven elkander opnieuw knipoogjes. De matroos maakte een beweging van betalen, welk gebaar door Jaap verstaan werd als een aanbod om een rondje te betalen. Er werden twee nieuwe glazen bier gebracht en omdat zij elkander zoo goed begrepen, liet Jaap meteen maar de beker met dobbelsteenen brengen. Knobbelen, gokken om een nieuw rondje, zei Jaap en ook dit begreep zijn nieuwe vriend dadelijk. Al dat talen-geleer is niks waard, je reinste flauwekul, goed voor studenten en baronnen, zei hij. Als je een linke jongen bent, flik je het zoo ook, Yes Sir, we have no bananen. Bananas, verbeterde de matroos, de dobbelsteenen schuddend. Ik mag een Engelsche bokking worden, als jij dat knobbeltje niet verliest, zei Jaap. Yes Sir! Niet kwaad gegooid, maar Jaap heeft maar zes dubbeltjes in zijn pocket. You know, maat? Een slechte worp. Die Chamberlain scheen het op zijn geld gemunt
te hebben. Maar geld heb ik niet Sindbad, dan moet je bij Lien wezen. Jij doet het op z'n Engelsch en hier gaat het op z'n Hollandsch. Wij zijn jongens van Jan de Wit, jawel Simon de Wit ook. Mooie gooi. Good morning! Ik ben de pisang, de bananas, ik heb verloren, yes Sir, maar jij betaalt. You pay, verduidelijkte
| |
| |
Jaap. Ik? Jawel. God save the king en Wilhelmus van Nassauwe, Tommy moet dokken en Jaap drinkt. Proost! Good health! Krijg het zelf. Nog een? vroeg Jaap, verleidelijk met de dobbelsteenen rammelend. No thank you, de matroos wilde naar de girls. Juist, zei Jaap, de girls, de niesjes. Nooit een woord Engelsch geleerd en toch verstond hij den man, alsof zij samen waren opgegroeid. Zeker, de girls, good luck, tabé Piccellilly, mister Chamberlain ik ben getrouwd, en wat! Ik wife, yes Sir, niet met anderen over praten, Lien heet ze, yes me wife, no money, no girls. Tabé, links om naar de pont en langs het Centraalstation, de railway, die brug over, bridge yes, op de Zeedijk maat en sterkte.
Dat heb ik er toch maar goed afgebracht en twee biertjes eerlijk verdiend, dacht Jaap, toen hij zijn vriend door de regen zag verdwijnen. Die zeelui hadden toch maar een leventje, geen vrouw die met eten op zoo'n kerel zat te wachten. Yes, no bananas, we nemen er nog eentje, een kleintje, om het af te leeren. Het leven was nog zoo beroerd niet, als een mensch maar altijd volop bier kon krijgen.
Om half acht, een half uur vroeger dan hij gezegd had, kwam Jaap al thuis.
- En? vroeg Lien.
- Aangenomen natuurlijk, zei Jaap. Maandag beginnen, voorloopig voor drie maanden. Ze moeten een bananenboot bouwen voor Engeland, een mooi schip, ik heb de teekeningen gezien.
- Gelukkig eindelijk, antwoordde Lien.
- Zoo zie je alweer, dat je mij niet zoo moet wantrouwen en dat je man niet zoo lui is, als je altijd denkt. Maar het is wel een reusachtig eind weg. Van de tram af is het bijna een uur loopen.
- Moeten we maar zien een tweede handsch fiets te krijgen.
- Daarover maak ik me geen zorg. Ik zal morgen wel eens op het Waterlooplein kijken.
- Dan gaan we samen.
- Als je mij niet vertrouwt. Mij best. Precies zooals we samen met het bootje naar Schellingwou gegaan zijn, voegde hij er in gedachten aan toe.
Terwijl Jaap van zijn dampende erwtensoep genoot, zat
| |
| |
Blinkie in een cafétaria voor een met een stijfselachtige substantie gevulde schotel, die op de spijskaart als vischragout stond aangegeven. Met behulp van veel peper en zout had hij getracht de glibberige pap een beetje smakelijk te maken, maar in deze opzet was hij helaas niet geslaagd. Ik heb even weinig aanleg voor kok, als de kerel die hier in de keuken staat, dacht hij verdrietig. Het vischschoteltje op zichzelf is uitmuntend om er een kamer mee te behangen en het zou best te genieten zijn, als de smaak maar niet zoo beroerd was. Never mind, het vischseizoen zal gesloten geweest zijn, toen de kok deze ragout maken moest. Blinkie keek eens om zich heen naar de andere bezoekers, die blijkbaar met smaak hun spijzen zaten te nuttigen. Als je zoo eens naging wat hier naar binnen gewerkt werd, moest je wel tot de conclusie komen, dat althans een deel van het menschdom niet verwend was. Mayonnaise, bakolie en margarine waren de drie glibberige pijlers, waarop de keukens en de reputaties van deze cafétaria's steunden. De menschen hier aten namen, stelden zich tevreden met mooie woorden voor leelijke dingen en werkten de olie- en stijfselachtige producten met behulp van goedkoope vorken en messen keurig naar binnen. Heerlijk moest het zijn, om inplaats van al die mooie woorden uit een Fransch kookboek eens eenvoudige stevige kost, zooals capucijners met spek of boerenkool met worst te kunnen eten. Dergelijke kostjes kwamen hier ook op de spijslijst voor, maar zij deden in dit gezelschap van Franschen en Engelschen aan als tooneelfiguren, als vreemdelingen, die een Hollandsch boerenkostuum hadden aangetrokken. Het waren windbuilen, verschijningen zonder ruggegraat, vet- en vleeschlooze fantomen, die alleen maar hun namen met de echte Hollandsche schotels gemeen hadden. Eén voordeel hadden deze bedriegelijke cafétariaschotels: ze lieten je proeven hoe het niet moest zijn, ze herinnerden je er aan, hoe degelijk en eerlijk het eten
thuis was en hoe krachtig en voedzaam spijzen konden zijn, waaruit niet eerst alle levenssappen waren afgetapt in het geldkistje van een eethuisexploitant. Verdrietig dacht Blinkie aan Truus, de vrouw met wie hij een paar jaar getrouwd geweest was. Zij hadden elkanders leven vergald, zij hadden hun dagen in ruzie en oneenigheid gesleten, zij hadden elkan- | |
| |
der misleid en bedrogen, maar op één punt was hun huwelijk voorbeeldig geweest: zij hadden elkander eerlijk, goed en rijkelijk gevoed. In die dagen had hij nog als een degelijk huisvader voor het geld gezorgd en had Truus, als een goede huisvrouw, gekookt. En koken kon ze! Zij was een feeks, een furie, een achterdochtige rechercheur en een lastige rechter van instructie geweest, maar de kunst van koken had zij verstaan. En dat is toch ook wel wat waard, dacht Blinkie, terwijl hij in zijn inmiddels koud geworden vischpap zat te roeren. Zou Hetty goed kunnen koken? Hij begon te lachen, toen hij zichzelf op deze krankzinnige gedachte betrapte. Voor zijn part verstond zij niets van de edele kookkunst, als zij maar geen politie-agent en geen zeurende klaagvrouw was. Overigens zat hij te leuteren als een verliefde burgerman en hij was niet verliefd en hij was ook geen burger. En toch, aardige knappe Hetty.... Jawel, daar kwam het huwelijksbootje al aan. Hij moest er niets van hebben en aan zijn baard zouden de dames geen scheren meer leeren. Een keer was voldoende. Verstandig blijven en op je vrijheid passen, dacht hij, liever lauwe stijfsel in vrijheid, dan hutspot met klapstuk in gevangenschap.
Hij stak een sigaret aan en bestelde een kop koffie. De koffie hier was tenminste drinkbaar, zij was niet slechter dan een kop huwelijkskoffie en heel wat goedkooper.
Toen hij klaar was, wandelde hij langzaam naar huis. Hij had alle tijd; Jaap en Vlekkie zouden niet voor kwart over acht komen. Het zou waarschijnlijk niet alleen een interessante, maar ook een amusante avond worden. Toen hij in de gang van zijn woning juffrouw Bontenbal zag, die een zwarte zijden japon droeg en keurig gekapt was, alsof zij naar een bal of een begrafenis moest, kon hij een glimlach niet onderdrukken. Charmante herfstbloem, klaar voor de aanval, dacht hij, zijn hoed met een elegante zwaai voor haar afnemend. Vanavond geen woord over de achterstallige huur. Dat kwam niet alleen door het tientje, dat hij haar pas ter hand gesteld had. Deze mildheid en zwijgzaamheid hadden een andere oorzaak. Hier sprak het niet meer zeer soepele, maar daarom niet minder verliefde hart een woordje mee. Dat kon vanavond een mooie vertooning worden!
| |
| |
Blinkie's kamer grensde aan het woonvertrek van juffrouw Bontenbal en zij was hiervan door twee groote schuifdeuren gescheiden. De dubbele deuren waren aan zijn kant gewoonlijk bedekt door een paar zware overgordijnen, die thans echter geheel terzijde geschoven waren. Om het contact met zijn buurvrouw nog een beetje inniger te maken, had Blinkie met een fretboortje een paar kleine gaatjes in de deurpaneelen gemaakt, waardoor hij in staat was het grootste gedeelte van het vertrek van zijn buurvrouw te overzien. Spionneeren is een zeer onedel bedrijf, dacht hij, door een der gaatjes loerend, maar het vermakelijke van de zaak moge ter ontlasting mijner zwarte ziel bijdragen. In juffrouw Bontenbal's kamer was alles tot ontvangst van het slachtoffer in gereedheid gebracht. De lamp boven de tafel belichtte een echt huiselijk tafereeltje, een kamer vol glimmende meubeltjes, een theekast met kopjes, een brandend theelichtje, een schaal met koekjes, een kanariepiet in koperen kooi en een poes op een kussentje naast de brandende kachel. Temidden dezer weelde, als een godin der huiselijke orde en degelijkheid, stond de weduwe Bontenbal en verschikte, in de spiegel kijkend, haar onberispelijk kapsel. De man die hier niet invliegt is een ezel, die zijn geluk verschopt, dacht Blinkie.
Precies op tijd verschenen Jaap en Vlekkie.
- Mooi zoo, voor deze stiptheid zullen jullie naar verdienste worden beloond, zei Blinkie. Kom maar eens even hier. Als alles in de maatschappij zoo goed geregeld was als bij mij, zou er heel wat minder ellende zijn. Hier heeft iedere man eerlijk zijn eigen gaatje. Daar komt Jaap te staan, daar Vlekkie en de deugd in het midden.
- Wat heeft dat te beteekenen? vroeg Vlekkie, na door het gaatje gekeken te hebben. Ik zie een afschuwelijk opgedirkte dame, zonder eenig sexe appeal en ver over de jaren. Verder een opgesloten vogeltje en een theelichtje uit de Hema.
- Hoe laat kleedt juffrouw Bontenbal zich uit? vroeg Jaap.
- Waarom?
- Dan zal ik er voor zorgen, dat ik niet meer voor het gaatje sta.
- Niet zoo hard praten, waarschuwde Blinkie, want behalve oogen, hebben deze muren ook ooren.
| |
| |
- Maar wij zijn hier voor belangrijker zaken gekomen, dan voor het bewonderen van niet meer geheel voor intiem verkeer geschikte dames, zei Vlekkie.
- Voor dergelijke verfijnde erotische genoegens heb ik jullie inderdaad niet hier laten komen, antwoordde Blinkie. En als je dacht door deze gaten het lagere zieleleven van mijn hospita te kunnen begluren, heb je het mis. Er zal zich straks in dit vertrek een waar filmdrama afspelen en ik acht het een voorrecht, twee mannen van ervaring en wijsheid daarbij tegenwoordig te mogen hebben. Als mijn regie goed geweest is, wat ik hoop en vertrouw, zullen wij straks nog merkwaardige dingen beleven. Ik heb namelijk de namen en adressen genoteerd van drie der huwelijkscandidaten, die op de advertentie van juffrouw Bontenbal gereflecteerd hebben. Hetty moest deze gelukszoekers op verschillende avonden uitnoodigen, maar ik heb ze alle drie een brief gestuurd en verzocht vanavond hier te komen. Dat is wèl zoo gezellig. Als alles goed gaat, komen er straks drie liefhebbers voor de groote armstoel naast de kachel.
- Ik constateer, dat er weer beestachtig hard gewerkt is, zei Vlekkie. Voor zooveel ijver heb je recht op een woord van warme dank. Maar wij behoeven de zaken niet voor het meisje te verwaarloozen en daarom stel ik voor, dat wij die eerst even afhandelen.
- Steek maar van wal.
- In orde, wij kunnen het kort maken. Waar het in hoofdzaak op aan komt is, dat wij het in principe eens met elkaar moeten zijn.
- Wat dat betreft, behoeft er geen meeningsverschil te bestaan, antwoordde Blinkie. Jij bent zeker geen kleinere schurk dan Jaap of ik.
- Ik heb alleen een betere opvoeding gehad en mijn innerlijke beschaving is grooter. Maar dat is bijzaak. Tracht je tot de kern te bepalen, want anders zul je in de wereld nooit iets bereiken. Waar het hier in de eerste plaats om gaat, is dit: zullen wij gaan waarzeggen of niet?
- Hangt er van af, of het mogelijk is op het gebied van het metafysische iets bijzonders te presteeren of niet.
- Ongetwijfeld. Nu ben ik van meening, dat wij met behulp
| |
| |
van Jaap's telefoon-installatie wonderen kunnen doen.
- Span je verwachtingen niet te hoog. Toen Jaap een geit gewonnen had, meende hij ook tot wonderen in staat te zijn en toen het er op aan kwam, bleek het dier alleen maar ontzettend te kunnen stinken.
- Je moet niet altijd oude geiten uit het hok halen, zei Jaap.
- Dat ben ik wel genoodzaakt te doen, omdat je mij er met die dierenhandel leelijk in hebt laten loopen. Ik dacht, dat je alles van dieren wist, dat je een tweede Brehm was en toen het er op aan kwam, bleek je nog niet eens een kater te kunnen snijden.
- Dat is nu voorbij, zei Vlekkie, en daarover wordt dus niet meer gesproken. Wij moeten nu alle drie een nieuw bestaan opbouwen en ik stel voor, dat wij dit op de basis van de waarzeggerij met de telefoon doen. Geloof me, er zit goud in dat zaakje.
- Als het er dan ook maar uit komt.
- Dat zal alleen aan ons liggen. Ik heb alles met Jaap nog eens besproken. Het plan is geheel uitgewerkt en, wat meer zeggen wil, het is volkomen uitvoerbaar.
- Laat maar eens hooren.
- Goed, let dan even op. Als wij precies zoo'n installatie maken als Jaap ons heeft uitgelegd, kunnen wij gedachtenlezen en waarzeggen, zonder dat de menschen die onze raad komen inwinnen, ook maar een woord behoeven te zeggen. Er is niemand in Nederland, die ons dat zal kunnen nadoen.
- Tenzij zij zich ook zoo'n telefoon-installatie aanschaffen.
- Ook in dat geval niet, want dan zijn zij nog niet achter het geheim. Er zit namelijk nog meer aan vast.
- Laat dan maar eens hooren, wat er nog meer achter zit.
- Heel eenvoudig. De menschen die bij ons komen, schrijven de vragen, die zij aan den waarzegger willen voorleggen, op een stuk papier en sluiten dit in een envelop. Voor een gulden mogen ze twee en voor een rijksdaalder zes vragen stellen.
- En verder.
- Als zij hun brief klaar hebben, gaan zij daarmee naar den waarzegger, die in een afzonderlijk kamertje zit en overhandigen hem de vragen. Hij maakt de envelop niet open, maar frommelt haar in elkaar en drukt haar tegen zijn voorhoofd.
| |
| |
Dan valt hij in slaap en zegt, zonder een woord gelezen te hebben, precies welke vragen in de brief staan. Mooi of niet?
- Prachtig. Maar zien die naar waarheid dorstende bezoekers niets van het telefoontje?
- Neen, zei Jaap, daarvoor is gezorgd. De waarzegger zit achter een tafeltje en heeft onder zijn jas een telefoon op zijn schouder zitten. Als hij nu in slaap valt, zorgt hij er voor, dat hij met zijn oor juist op de telefoon terecht komt.
- Niet kwaad, waarachtig niet. Maar, vervolgde Blinkie, nu moet alleen nog verklaard worden, hoe die helderziende te weten komt, welke vragen in de brief staan. Als het waarzeggende fenomeen niets door zijn telefoon hoort, kan het ook niets zeggen, dus moet de brief met de vragen op een of andere manier in handen gespeeld worden van zijn helper, die aan het andere eind van de lijn zit.
- Je blijkt een jongen te zijn met een stel goede hersens, die wel iets in de wereld zou hebben bereikt, als hij een betere opvoeding gehad zou hebben, zei Vlekkie.
- Dank je. Maar vertel mij nu maar liever, hoe het orakel de inhoud van die brief te weten komt.
- Heel eenvoudig. Als de bezoekers hun brief klaar hebben, geven ze die aan den man in de wachtkamer, die er een volgnummer op schrijven moet.
- Begrepen. En bij deze gelegenheid wordt de envelop verwisseld voor een andere, die er precies zoo uitziet.
- Juist, dat is het heele eieren-eten. Wat zeg je er van?
- 't Lijkt mij niet kwaad bedacht. Het is in ieder geval een nette broodwinning en er zijn heel wat menschen, die op een minder behoorlijke manier aan de kost komen.
- Je doet dus mee?
- Waarom niet? Ik heb op het oogenblik niets omhanden. Ik ben commissaris van een paar naamlooze vennootschappen, maar deze baantjes, die een behoorlijk inkomen opleveren, vragen niet veel van mijn tijd. Maar jongens, om eens even verstandig te praten: voor dat zaakje is geld noodig. Een woning met inrichting, de electrische installatie en een beetje reclame.
- De woning kunnen wij overnemen van mijn broer, die een nestje aan het inrichten was voor zijn aanstaand vrouwtje en
| |
| |
hemzelf. De zaak is echter misgeloopen. Het huis is nu nog niet ver genoeg klaar om er een huwelijk in te beginnen, maar het is volkomen geschikt voor een nette waarzeggerij. Er liggen matten en er hangen gordijnen, de deurknoppen zijn gelakt en er staan zelfs al een paar tafeltjes en een stuk of wat stoelen. Wij kunnen dat heele zaakje op afbetaling van hem overnemen.
- En die telefoon-installatie kost ook ongeveer niks, zei Jaap. Het meeste kan ik zelf maken.
- Goed, maar dan blijft nog de reclame over, meende Blinkie. Ik zie voldoende in het zaakje, om er ook een paar tientjes in te durven steken, maar dan moeten jullie ook iets doen.
- Mijn deel komt er ook, zei Vlekkie, al zou ik het ook uit de steenen moeten halen.
- En ik, viel Jaap bij, ik geef het geld van de fiets, die ik noodig zou hebben om naar mijn werk te rijden, als er tenminste werk zou zijn. Maar Blinkie, dan moet jij op Hetty's schrijfmachine even een briefje schrijven, dat de bouw van de Engelsche bananenboot is uitgesteld en dat ik wel bericht zal krijgen, als ik aan het werk kan gaan. Dan is Lien tenminste ook tevreden, want tenslotte ben ik met haar getrouwd en kan ik haar niet aan haar lot overlaten.
De huisbel rinkelde en Bart stak, na een blik op de wekker geworpen te hebben, zijn wijsvinger waarschuwend op.
- Daar komen de minnaars. Alle soldaten naar de schietgaten!
|
|