| |
| |
| |
Zesde hoofdstuk
Nieuwe plannen en nieuwe perspectieven
Het lokaal van de societeit Het Tranendal was leeg en verlaten, als het sterfhuis van een ouden vrijgezel, wiens bezittingen juist door de dankbare nabestaanden verdeeld zijn. Nadat de bierbottelaar zijn stoutleveranties gestaakt had, was het Schele Jaap nog gelukt crediet te krijgen bij een melkhandelaar, die echter alleen maar chocolademelk en karnemelkschepap in flesschen leveren kon. De bottelier van het Tranendal had van deze smakelijke en voedzame dranken maar zooveel in voorraad genomen, als hij zonder betaling los had kunnen krijgen. Hij had hier echter zooveel onaangenaams over te hooren gekregen en zijn beleid als waard was zoo scherp door de tot pap eten gedwongen leden aangevallen, dat hij het bijltje er bij neer gelegd had. Met algemeene stemmen was Vlekkie tot zijn opvolger benoemd geworden. Het trof prachtig, dat de nieuwe waard juist tijdelijk dakloos was. Vlekkie had zijn intrek genomen in Het Tranendal en sliep nu 's nachts en soms ook wel overdag, op de groote schragentafel onder oude jassen en kranten. Toen Blinkie hem kwam bezoeken, had hij juist een oude stoel en twee stoutkisten, met behulp van een steen en een zakmes en met veel moeite, in brandhout veranderd en probeerde vuur in de oude scheeve Salamander-kachel aan te leggen.
- Als de kachel brandt, beloofde hij in zijn oogen wrijvend, die traanden van de rook, als de kachel straks lekker brandt, zal ik een flesch karnemelkschepap met chocola klaarmaken. Dat goedje smaakt samen heel goed en het is buitengewoon voedzaam. Je proeft er de vitaminen in.
- Geef mij maar een eenvoudig en doodgewoon kop koffie, zei Blinkie. Ik heb niet veel op met al die moderne geneesmiddelen en bovendien ben ik een borstkind, dat nooit flesschenmelk drinkt.
| |
| |
- Het is anders heel lekker. Maar als je beslist koffie hebben wilt, kan dat gebeuren Bart. Er is hier volop water. Als jij even voor koffie, room en suiker zorgt, maak ik onderhand kokend water.
- Geef dan maar een gulden, zal ik alles even halen.
- Ik heb niet anders dan groot geld, jongen. In mijn jas zit, geloof ik, nog een halve stuiver.
- Hoe staat het met crediet?
- Prachtig, ik geloof dat er in een kilometer omtrek geen winkelier te vinden is, bij wien de societeit geen schuld heeft.
- Niet een enkel kruideniertje?
- Geen sterveling. De Schele heeft de zaak slecht geleid en dan is er overal te veel kwaad van ons gesproken.
- Dus geen koffe. Eet jij dan maar vitaminen. Ik heb gistermorgen al ontbeten en voor de rest zal ik mij wel met rook zien te behelpen.
- Aan die zuivelproducten komt ook een eind, Blinkie, zei Vlekkie, in het pannetje roerend. Wat moet ik beginnen, als de pap op is? Kunstenaar te zijn in deze samenleving, is een vloek. Vroeger, toen hef de menschen nog goed ging, hadden de meeste kunstenaars het ook al beroerd, maar toen waren het Bohemiens, die alleen maar honger leden omdat ze niet te eten hadden en omdat het zoo romantisch was en die, als het begon te nijpen, toch altijd wel weer op een of andere manier aan erwtensoep met een kluif of aan biefstuk met aardappelen wisten te komen. Maar pap is een prozaïsch voedsel, waarin niets heroisch zit en waarvan je op den duur buikloop krijgt. En een held die diarrhee krijgt, is een verloren man. Onze tijd is hard, Blinkie. Alles stempelt tegenwoordig of knipt coupons. Voor schilderkunst voelt niemand meer iets, behalve de vrouwen, die het op hun gezicht doen of die jong willen schijnen en hun haren verven.
- Ja jongen, het is een harde platte wereld met maar weinig goede kantjes. Een man van jouw talenten, moest eigenlijk in een paleis wonen. Waarom trouw je niet?
- Levert dat een paleis op?
- Niet altijd, maar soms toch wel eens een villa.
Vlekkie likte de lepel af en keek zijn vriend aan.
- 't Is eigenlijk nog zoo gek niet, vervolgde hij, waarom zou
| |
| |
ik niet trouwen? Ik ben knap en lief genoeg om een vrouwtje gelukkig te kunnen maken. Ik zou misschien een juweel van een huisvader zijn, een steunpilaar van het gezinsleven. Een aardig kindje met een ton, een halve is voorloopig ook voldoende.
- Mijn hospita heeft zinnigheid. Zij heeft een advertentie geplaatst en zoekt een degelijken man met een vast inkomen.
- Aan degelijkheid ontbreekt het mij niet, antwoordde Vlekkie, maar ik stempel niet. Een lief kind, die Bontje, gek dat wij het eigenlijk geen van beiden van haar te pakken hebben gekregen.
- De mensch ziet het geluk dat nabij is dikwijls over het hoofd.
- Ik zal er eens over nadenken. Maar is het werkelijk waar met die advertentie of heb je het uit je duim gezogen?
- 't Is de waarheid. Ik zou er wel zin in hebben om die tante, die per advertentie in Amor's tuin aan het grasduinen is, er tusschen te nemen, maar ik weet alleen niet op welke manier.
- Makkelijk genoeg. Wij zouden alle leden van de Parasiet als huwelijkscandidaten op haar af kunnen sturen. Maar dat is maar een grap en grappen zijn voor menschen, die geen andere zorgen hebben. Ik voor mij zou het leuker vinden, als je iets wist, waarmee ik een beetje geld zou kunnen verdienen. Het geld ligt op straat, maar je moet een bijzondere bril hebben om het te kunnen zien. Met de stomste en idiootste dingen worden soms kapitalen verdiend. Naast mijn zuster woont een waarzegster, een dik en leelijk wijf, dat waarschijnlijk nog te stom is om haar eigen naam te schrijven.
- Ja, en die trekken juist de kaart.
- Neen, ik geloof, dat zij het met koffiedik en kokend lood doet. Zij kan ook kristal kijken en scheel kijken, enfin, ik weet niet wat al meer. In ieder geval kijkt zij de menschen het geld uit de zakken. Verleden week is er bij haar ingebroken en hebben de dieven een paar honderd gulden gestolen. De dag vóór de inbraak, had zij zeker geen kokend lood op de kachel staan, anders zou ze het zeker wel voorspeld hebben.
- Dus jij zoudt waarzegster willen worden?
- Zelfs haremdame of baker, als het maar voldoende op- | |
| |
levert. Het komt er niet op aan wat je doet, maar wat het opbrengt.
- Het brengt nooit genoeg op, Vlekkie. Menschen zooals wij, hebben meer verstand in hun vingertoppen, dan de meeste geldverdieners in hun heele body. Het ontbreekt ons echter aan één eigenschap: wij hebben de wil niet om rijk te worden, het ontbreekt ons aan de lange adem. Daarom zullen wij altijd arm blijven, wat wij ook ondernemen.
- Tenzij wij een groote slag ineens maken.
- Uitgesloten. Als menschen zooals wij een groote slag zullen maken, wordt de gevangenisdeur alvast op een kier gezet en maakt de politie een nog grootere slag. Wij zijn niet uit het goede hout gesneden, wij deugen niet voor fatsoenlijk burger en voor een volmaakten boef ontbreekt ons te veel.
- Misschien heb je gelijk. Maar toch is er ook voor ons waarschijnlijk wel een gaatje.
- Jawel, op het kerkhof. Het eenige is, om het met de kunst te probeeren, zooals jij gedaan hebt. Maar ook dat is voor mij niet weggelegd, ik heb geen talent en ik ben ook niet ijdel genoeg om zonder talent schilderijtjes en versjes te prutsen. Ik weet, dat dalles rijmt op alles, maar daarmee ben je nog geen dichter.
- Hier, zei Vlekkie, een verkreukeld stuk courantenpapier uit zijn zak halend. Lees dat eens. Die man is iemand zooals jij, een kunstenaar in het bedriegen. Als we dat kunnen nadoen, weet ik een manier om rijk te worden.
Het knipsel was afkomstig uit een Engelsche krant. Een wonder van gedachtenkunst, een ondoorgrondelijk raadsel, stond er boven. Blinkie las geïnteresseerd het verhaal van een gedachtenlezer, die iedere avond in een Londensch theater optrad en daar reeds gedurende eenige maanden stampvolle zalen trok. Wat de man deed, was eigenlijk geen gedachtenlezen, maar het was nog veel raadselachtiger en geheimzinniger. In de eerste plaats verdeelde men onder de theaterbezoekers een honderdtal boeken, romans, reisbeschrijvingen, woordenboeken en adresboeken. Terwijl de gedachtenkunstenaar op het tooneel bleef staan met een aantal contrôlepersonen om zich heen, die moesten oppassen dat hem niets werd toegefluisterd, kozen de menschen een bladzijde en een regel
| |
| |
uit het boek, dat zij ontvangen hadden. Dan vroegen zij de een na den ander, wat op deze regel stond en zonder zich ook maar een enkele maal te vergissen, gaf de man na enkele seconden antwoord. Zelfs de Engelsche encyclopaedie, een werk in tientallen deelen, die samen ettelijke duizenden bladzijden dik waren, scheen hij uit zijn hoofd te kennen. Ook kregen de menschen spoorboeken en mochten zij vragen hoe laat de eerstvolgende trein naar Manchester of Liverpool of naar welke andere Engelsche plaats ook, vertrok en aankwam. Het antwoord was altijd juist. Volgens den man die het verslag geschreven had, hadden beroemde artsen en geleerden getracht het raadsel op te lossen, maar had niemand tot nu toe een verklaring kunnen vinden. Er waren zelfs dikke boeken over den man geschreven en de halve wetenschappelijke wereld in Engeland scheen zich met dit phenomeen bezig te houden.
Blinkie vouwde het papiertje op en legde het naast het inmiddels geledigde pappannetje neer.
- Wat zeg je van zooiets? vroeg Vlekkie.
- Een handige jongen.
- Dus volgens jou geen phenomeen?
- Jawel, maar in het bedriegen.
- De keizer der zwendelaars dus.
- Och, dat niet. De menschen zijn alleen veel grootere ezels dan wij denken. En de geleerden zijn de grootste stommelingen, omdat zij het diepste denken. De hemel mag weten, wat die Engelsche professoren daar voor ingewikkelde psychologische bijzonderheden achter zoeken en omdat dergelijke kunstjes meestal verbluffend eenvoudig zijn en alles op brutaliteit aankomt, zoeken die geleerden, die zoo buitengewoon diep denken, natuurlijk in de verkeerde richting.
- Die kerel wordt schatrijk.
- Dat kan heel prettig voor hem zijn. Maar wat hebben wij daarmee te maken?
- Als wij het hem zouden kunnen nadoen, zou ons fortuin ook gemaakt zijn. Als het een nep is, dan moet men er achter kunnen komen. De kerel is waarachtig toch niet de eenige linke jongen in de wereld?
- De Nederlanders zijn voor zooiets te nuchter en het land
| |
| |
is te klein. De menschen hebben hier maling aan wonderen, die eten brood met kaas en capucijners met spek en laten wonderdoeners door de politie inrekenen.
- Ik zou het niet in het openbaar in een theater willen doen, maar ik zou op die manier willen waarzeggen, zooals die buurvrouw van mijn zuster. Daar vliegt de heele wereld in Blinkie, ook de kaaseters. Zelfs ministers en generaals zouden wij tot klant krijgen.
- Misschien.
- Hoe zou die kerel het flikken?
- Het geval interesseert mij. Een truc waar iedereen in vliegt, moet de moeite waard zijn. Maar het zal niet gemakkelijk zijn er achter te komen en wij kunnen er alleen maar naar raden. Laat dat portret nog eens zien.
Blinkie vouwde het stuk papier opnieuw open en bekeek de foto. Het was een nog jonge man met groote intelligente oogen, die een witte tulband met een aigrette en een zware plastron droeg.
- Een sympathiek soort flesschentrekker, zei hij. Die tulband draagt hij alleen maar om meer indruk te maken, want een oosterling is het niet. Het zal op een of andere manier wel met electriciteit gaan, besloot hij.
- En hij wordt na iedere voorstelling gefouilleerd?
- Ben je er bij geweest? Ik geloof niet aan bovennatuurlijke verschijnselen. Ik wil er een mooi ding onder verwedden, dat het een electrische zwendel is. Weet je wat ik doen zal? Jaap is bankwerker en heeft vroeger in de electrotechniek gewerkt. Ik zal het stuk voor hem vertalen en eens vragen, wat hij ervan denkt. Als het een electrische nep is, dan is de kans groot, dat hij er achter komt. Je zult dus nog even moeten wachten met rijk-worden.
- En toch blijf ik gelooven, dat het een goudmijntje is, antwoordde Vlekkie, het pappannetje met de lepel uitkrabbend. Het deurtje met de rammelende glasruitjes, dat het societeitslokaal van de straat scheidde, werd geopend en in de opening stond Albert ter Gast, die door beide vrienden met evenveel geestdrift als verwondering werd begroet.
- Ik was hier in de buurt, zei hij, en toen dacht ik, ik zal maar eens even aanloopen.
| |
| |
- Dat is heel goed gedacht, antwoordde Blinkie, maar als je de deur dicht maakt en bij de kachel komt zitten, zullen wij het waarschijnlijk alle drie warmer hebben.
- Ik was hier al eens eerder, hernam ter Gast, een stoel bijschuivend, maar toen zat de zaak dicht. 't Is zeker overdag gesloten.
- Dat hangt er van af. We hebben hier geen vaste tijden. De zaak is in eigen beheer en een baas om ons op de vingers te kijken hebben we niet.
- Ik ben blij, dat ik jullie weer eens zie, want ik zou graag hooren, hoe het er mee staat.
- Uitstekend. Maar wat moet er eigenlijk staan?
- Mijn lidmaatschap.
- Dat staat als een paal boven water. Je bent om zoo te zeggen met algemeene stemmen aangenomen, alleen Vlekkie was tegen, omdat je hem de vorige maal beleedigd zou hebben.
- Ik u beleedigd?
Vlekkie knikte en Blinkie knikte uit solidariteit mee.
- Ik ben mij er niet van bewust.
- Zei ik het niet, riep Blinkie, hij was een klein beetje boven zijn theewater.
- Maar wat heb ik dan gezegd?
- Laten we er maar niet meer over spreken, hernam Blinkie. Wat iemand met een dronken kop zegt, daar kun je later niet op terug komen. Het heeft niets te beteekenen en het is alweer vergeten.
- Ik herinner mij totaal niets.
- Dat komt meer voor na een zware nacht.
- Het moet iets heel leelijks geweest zijn, tenminste volgens onze vriend Vlekkie en die heb ik nog nooit op een leugen betrapt.
- Och ja, zei Vlekkie, 't is eigenlijk vervelend om er nu nog eens op terug te komen, maar als jullie zoo blijven aandringen, dan wil ik het wel zeggen. Het ging om een riks. Ik zei, dat ik erg krap zat en toen vroeg ik je, of je mij even aan een riks kon helpen. Toen noemde je mij een klaplooper, wat op zichzelf niet zoo vreeselijk is, maar die riks heb je mij ook niet gegeven.
| |
| |
- Ik kan het mij niet voorstellen. Ik herinner mij er totaal niets van. En dat om zoo'n kleinigheid!
- Het zijn juist de kleinigheden, die ons leven verzuren. Maar die kwestie met die riks is nog goed te maken. We zaten er namelijk juist over te piekeren, hoe we aan geld voor een behoorlijke lunch konden komen. We wilden hier samen gezellig eten. Ik heb hier van alles, een ketel, water, een koekpan en twee messen en zelfs peper en zout. Er moet alleen nog maar wat brood en boter en iets hartigs bij. Als je lapt, kun je mee eten.
- Ik wil wel lappen. Maar wat is dat eigenlijk?
- Nou, dan geeft ieder zijn deel. Jij geeft de riks en wij zorgen voor de rest.
Albert begon te lachen en zijn hand ging reeds naar zijn vestzakje. Door dit gebaar moest Blinkie opeens aan Maan denken. Hij zou den jongen maar vast onderhanden nemen en de zaak voorbereiden. Toen Vlekkie weg was om boodschappen te doen, opende hij meteen maar de aanval.
- Zeg Albert, dien ouden boekhouder van jullie, Manus Fluit, dien ken ik al jaren. Een nette behoorlijke kerel.
- O ja. Hij kent mij al van zóó klein af. Vroeger haalde hij mij iedere dag van school.
- Wat aardig! Ja 't is een beste vent, iemand die geen vlieg kwaad zal doen.
- En eerlijk als goud, zei Albert.
- Zoo iemand moet je ook hebben voor boekhouder, zoo eentje van het oude slag. De kerels gaan op den duur tot de inventaris van een zaak behooren. Heel iets anders dan die jonge boekhouders van vandaag de dag, die er om de haverklap met de kas vandoor gaan. Ik moest aan Manus denken, toen jij zooeven binnen kwam, omdat ik gisteravond een allergekste geschiedenis met hem heb meegemaakt. Ik wist eerst niet of ik het je vertellen zou, maar achteraf geloof ik, dat het toch maar beter is, dat je het weet.
- Is het dan zoo ernstig?
- Och ernstig achteraf niet, maar 't is wel eigenaardig. Als ik het je vertel, moet je mij één ding beloven Albert: dat je er niet met Manus over spreekt. Je kunt het je vader wel in vertrouwen zeggen, dat lijkt mij zelfs wel gewenscht. Je vader
| |
| |
is een menschenkenner, een man van ervaring, al heeft hij mij die nacht dan ook verkeerd beoordeeld en mij als een hond behandeld. Ik zal dit maar op rekening van zijn slaperigheid zetten. Je ziet Albert, dat ik niet wraakzuchtig ben.
- Dat is een mooie trek, die mijn vader zeker wel zal weten te waardeeren. Och, weet u, we waren die nacht allebei een beetje dronken en we schijnen het nogal een beetje luidruchtig te hebben aangelegd. Bij mij in de kamer was het een ruïne. Het zal u waarschijnlijk ook wel ontgaan zijn, dat u de inhoud van alle fleschjes op mijn waschtafel vermengd en voor een deel over het vloerkleed en in mijn schoenen gegooid hebt. De kamer ruikt er nu nog naar, ofschoon al die tijd de ramen wijd open hebben gestaan.
- Neen maar! Daarvan herinner ik mij totaal niets. Ja, een mensch onder invloed van alcohol kan soms gekke dingen doen. Ik hoop maar, dat ik niets bedorven heb.
- Och, 't heeft niets te beteekenen.
- Gelukkig maar, jij bent tenminste iemand, die niet klein geestig is. Ja, en nu Manus. Er is met hem iets niet in de haak. Gisteravond heeft hij een poging tot zelfmoord gedaan, heeft hij geprobeerd zich op te hangen.
- Manus?
- Ja, met een touw.
- Iets dergelijks zou ik nooit van hem hebben verwacht.
- Dat is juist het misleidende van zelfmoordenaars, antwoordde Blinkie, je verwacht niets, er is om zoo te zeggen geen vuiltje aan de lucht en dan plotseling is het gebeurd. Je kunt het trouwens maar één keer doen en er geen gewoonte van maken.
- Maar waarom zou hij het geprobeerd hebben?
- Over diezelfde vraag heb ik mij de heele nacht al de kop gebroken. Maan zelf is zoo gesloten als een pot en laat geen woord uit. Toen ik hem gisteravond afgesneden had en hem onderhanden nam, zei hij geen stom woord maar begon te huilen als een kind. 't Was eenvoudig geen gezicht. Ik heb al heel wat meegemaakt, maar een oude man, die tranen met tuiten stond te huilen, dat was mij toch wel een beetje te erg.
- U zegt, afgesneden. Hing hij dan al?
- Ongeveer. Hij was er juist mee bezig zijn hoofd in de lus
| |
| |
te steken, toen ik hem betrapte. Voor alle zekerheid, om herhaling te voorkomen, heb ik het touw toen maar afgesneden. Waar geen touw is, kan geen gehangene zijn.
- Ik sta er gewoonweg paf van, meneer Blink.
- Dan staan wij beiden paf.
- Je zou toch zeggen, iemand die geen zorgen heeft, die altijd solide leeft en nooit dwaze dingen doet. Al langer dan twintig jaar is hij bij ons in dienst.
- Zeker, als je het zoo lang uitgehouden hebt, is het de moeite niet meer waard om er een eind aan te maken. Enfin u weet het nu en ik zou u aanraden, er maar eens met uw vader over te praten. Maan heeft een diep respect voor hem.
- Die Maan, mompelde ter Gast. Het is toch eigenlijk wel een beetje griezelig, de heele dag met iemand op hetzelfde kantoor te zitten, die geprobeerd heeft zich van kant te maken.
- Je bedoelt, dat het niet prettig is naast een levend lijk te zitten? Maar wat heeft het per slot van rekening te beteekenen? Er zijn zooveel levende lijken in de wereld, de meeste kantoren en magazijnen zitten er vol mee.
- Dat nog niet eens. Maar Maan zou het wel eens in zijn hoofd kunnen halen, om het bij ons nog eens te probeeren. In het pakhuis, op de koffiezolders, heeft hij daarvoor een goede gelegenheid. Het verwondert mij, om u de waarheid te zeggen, dat zich daar nog nooit iemand heeft opgehangen. Toen ik als kind op die zolders kwam, kreeg ik de griezeligste voorstellingen en droomde er 's nachts van.
- Je bent een beetje te romantisch, Albert. Zet die malle gedachten uit je hoofd en berg alle dikke touwen, die bij jullie in de zaak rondzwerven, goed op. De gelegenheid maakt den dief en het touw of de revolver maken den zelfmoordenaar. Er zijn menschen die, als zij zwaarmoedig zijn, de verleiding niet kunnen weerstaan om te experimenteeren en aan zichzelf te prutsen. Als zij dan zien dat het mis gaat, is het meestal te laat. En wat Maan betreft, behandel hem vriendelijk, ga rustig en geduldig met hem om, zooals met een kind, dat ziek geweest is. Dan zal alles wel weer in orde komen. En na dit verblijf in het voorportaal van het hiernamaals, werpen wij ons weder op aardsche zaken en gaan eens lekker eten,
| |
| |
besloot Blinkie, toen hij Vlekkie bepakt en beladen terug zag keeren.
- Wat heb je meegebracht heer Lucullus?
- Zooveel als ik voor een ongelukkige rijksdaalder krijgen kon, antwoordde de schilder. Mijn oorspronkelijk plan om oesters, caviaar en reerug mee te brengen, heb ik moeten opgeven. De oesters zijn gesloten, omdat het seizoen te ver gevorderd is, de caviaar heeft Stalin voor een nieuw vijfjaren plan noodig en het reetje was naar den dokter, omdat het spit in zijn rug had. Maar ik heb kaas, ham, eieren en boter, artikelen waarmee ik niet alleen de gastronomische maar ook de nationalistische gevoelens van de heeren hoop te kunnen bevredigen. Allemaal een handje helpen, mannen, dan is de lunch in een oogwenk klaar. Zet jij even koffie, ter Gast en kook meteen de eieren in het koffiewater.
- Koffie zetten, ik?
- Ja jij. Geen kaas van gegeten?
- Ik heb het nooit gedaan, maar ik wil het wel probeeren.
- Als je experimenteeren wilt, doe je het maar bij je vader in de zaak. Het is toch een schandaal, dat de zoon van een man, die een vermogen in de koffie verdiend heeft, nog niet in staat is een kop koffie te zetten. Op deze manier moet de wereld wel naar de bilksem gaan. Enfin, snij jij dan maar brood.
De lunch was spoedig gereed en werd opgediend op een paar deksels van blikken koektrommels, die, naar Vlekkie's oordeel, veel beter voldeden dan boterhambordjes. Toen zij klaar waren verklaarde ter Gast, dat hij nog nooit zoo lekker en gezellig koffie gedronken had.
- Je vader moet ons maar als propagandisten aanstellen, zei Blinkie.
Vlekkie heeft gelijk, dacht hij, een gekke wereld is het. Dat juist wij zoo'n jongen moeten leeren koffie drinken. De stakker is niet veel gewend. Ik zal hem maar een beetje in bescherming nemen, want hij heeft het noodig en hij is een jongen die het waard is. En wie weet van hoeveel nut hij mij nog zijn kan om straks pappa's hand vast te houden, als hij de politie opbellen wil.
|
|