| |
| |
| |
22
De Kwak, dacht Barend Luns, toen hij, na een kort belletje, Brog's stem op de gang hoorde. Van het begin af had hij hem een kwakzalver genoemd en dit was later zo gebleven, ook toen Bertha vooruit bleek te gaan en hij had moeten toegeven dat de man, aan wie dit waarschijnlijk te danken was, een wat minder geringschattende en veroordelende benaming toekwam. Uit voorzichtigheid en misschien ook uit zelfrespect, had hij het toch maar bij dit woord gelaten. Er viel ook nog niets met zekerheid te zeggen, al waren er dan tekenen van herstel. Voorlopig echter werd hij nog niet gedwongen zijn gezond verstand te beledigen, door te erkennen dat het onmogelijke mogelijk gebleken zou zijn. Zijn levensbeschouwing, waarin voor mystiek en geloof aan wonderen niet veel plaats was, had hij toch reeds geweld moeten aandoen, sedert hij, op Bertha's aandringen, de hulp van die kwakzalver ingeroepen had. De gesprekken met Drewes, die er voor een man van wetenschap soms toch wel bedenkelijke opvattingen op na hield, maar vooral Bertha's gedrag van de laatste maanden, hadden het er niet beter op gemaakt. Hij had concessies gedaan, maar met haar meegepraat en was daarbij wel eens met schrik tot de ontdekking gekomen, dat hij het met zijn redelijk besef op een akkoordje gooide en zijn kritiek het zwijgen oplegde.
Zijn oog viel op een boek dat op zijn schrijftafel lag. Op aandringen van Bertha had hij geprobeerd het te lezen, maar erger- | |
| |
nis en verveling hadden hem gedwongen zijn pogingen halverwege op te geven. Het was afkomstig van een Engelse predikant, een rapport over het leven in het hiernamaals, waarover de auteur langs mediamieke weg door een overleden collega zou zijn ingelicht. Brog, die er vol van was, had haar het boek gegeven. Luns vond het een prul, een met religieuze franje versierd produkt van benepenheid, bijgeloof en wansmaak, een naar bedenksel van een huisbakken geest, die een schildering gaf van een hemels maar saai en suikerzoet hiernamaals, dat je deed verlangen naar een hel. En dit boek, dat zij vroeger het aankijken niet waard zou hebben geacht en hoogstens met een ironische opmerking zou hebben afgedaan, bleek Bertha te waarderen. Zij had er wel kritiek op, maar het feit dat zij het hem te lezen gegeven had en er zijn mening over wilde horen, bewees dat zij er meer waarde aan hechtte dan zij wilde toegeven. Wonderlijk en beangstigend, hoe mensen konden veranderen! In de laatste tijd had hij herhaaldelijk moeten vaststellen, dat hij Bertha niet begreep, dat zijn verstandige en nuchtere vrouw, wier kordate levenshouding en humor hij altijd had gewaardeerd, een wezensverandering had ondergaan, die zelfs door haar langdurige ziekte niet voldoende kon worden verklaard. Drewes zei, dat hij er niet te veel betekenis aan moest geven, dat je de geestestoestand van een zieke niet moest beoordelen naar maatstaven die voor gezonden golden. Bij zieken slaat gevoeligheid gemakkelijk door naar overgevoeligheid en sentimentaliteit. Zij geraken, vooral als het lang duurt, zoals bij Bertha, los van de werkelijkheid en scheppen zich een eigen wereld, waarin de vervulling van hun wensen geen moeilijkheden ondervindt. Hoop gaat het redelijk denken overheersen en hopen is een vorm van geloven. Maar geen geloof zonder God. Een oude aalmoezenier heeft mij eens gezegd, dat je op het slagveld geen atheïsten aantreft. Bij Bertha is, toen een lichte ver- | |
| |
betering in haar toestand kwam, waarschijnlijk ook nog een gevoel van schuld ontstaan, omdat de God, die zij haar leven lang verloochend heeft, haar niet in de steek bleek te hebben gelaten. Zij heeft tot haar geluk ervaren, dat zij zich altijd vergist heeft en dat zich wel degelijk wonderen kunnen voordoen. Nu komt het berouw over haar ongeloof. Maar, verklaard of niet, zo had Drewes gezegd, ik zou er verder maar niet over piekeren en er voorlopig tevreden mee trachten te zijn, dat je vrouw, die wij niet helpen konden, althans weer in staat is haar benen te bewegen. Barend was niet ontevreden en niet minder met de gunstige wending verheugd dan zijn vrouw, maar zag desondanks zijn levensbeschouwing op losse schroeven gezet.
Het drong pas tot hem door dat het om hem te doen was, nadat hij zijn dochter al een paar keer had horen roepen. Hij ging naar de gang en zag Henriëtte aan het eind daarvan, tegen het licht van de deuropening.
- Maar vader, kom dan toch! riep zij opgewonden.
Iets met Bertha, dacht hij. Hij schrok, hoorde niet meer wat Henriëtte zei en liep door naar de ziekenkamer. En daar stond Bertha, ondersteund door Brog, in het midden van het vertrek en keek hem glimlachend aan. Alsof hij bewijzen zocht voor dit onbegrijpelijke, ongeloofwaardige schouwspel, ging zijn blik naar het bed, dat leeg was. Jij, je staat?
- Moeder heeft zelfs gelopen, zei Henriëtte.
Hij moest er bij gaan zitten, toen Brog zijn toelichting gaf. Lopen was wat veel gezegd, maar toch, door hen beiden ondersteund was het mevrouw gelukt om van het bed naar de tafel te komen. Het was langzaam en met veel inspanning gegaan, maar het was dan toch gelukt en er was een begin.
- Het ergste is nu achter de rug en de rest zal ook wel in orde komen, zei hij.
| |
| |
Barend luisterde nauwelijks en keek alleen maar naar Bertha, die het onmogelijke had volbracht. Hij begreep er niets van, maar hij moest het wel geloven toen hij haar, tussen de anderen in en met de grootste moeite naar haar bed had zien strompelen.
Lang nadat Brog vertrokken was, zat hij nog bij haar, met haar hand in de zijne.
- Onbegrijpelijk, zei hij voor de zoveelste keer, maar ik geloof dat je het gewonnen hebt.
- En ik heb zelf gelopen, zei zij met nadruk. Zij hebben mij gesteund maar niet opgetild, ik voelde dat ik stond en heb zelf mijn benen bewogen. Grote God, Barend, dat dit waar is!
Zij begon opnieuw te huilen en hij zat er zwijgend bij, stom van verbazing en van geluk.
Commissaris Sibbelee, chef van de sectie waartoe het nieuwe stadsdeel behoorde, was een on-romantische zakelijke politieman, voor wie alleen maar feiten telden en die zich nooit in abstracties verloor. Hij hield van duidelijkheid en had een afkeer van onnauwkeurige woorden, die misverstand konden veroorzaken. Kort en helder zijn, het kind bij de naam noemen, verlangde hij van de mensen die onder hem moesten werken. Toen iemand op zijn bureau het woord wonderdoeners had gebruikt, in verband met de vreemde gebeurtenissen die in zijn sectie hadden plaatsgevonden, had hij zijn wenkbrauwen opgetrokken, als een waakhond die bij onraad zijn oren spitst en bestraffend gezegd, dat dit een uitdrukking voor een kermisklant maar niet voor een politieman was.
Dat het niet pluis op zijn erf was, had hij al lang geweten, maar hij had niet veel aandacht geschonken aan de berichten over de toenemende activiteit van genezers, helderzienden en andere schimmige scharrelaars, die daar rondwaarden. De kleine mis- | |
| |
daad, waartegen met de middelen der wet doorgaans niet veel viel te doen, behoorde tot de onvermijdelijke euvelen van de grote stad, zoals verkeersongevallen, brand en prostitutie. Waakzaam blijven, zorgen dat het binnen de perken bleef, voor zover het tekort aan personeel dit tenminste toeliet.
Tot nu toe had hij dat kleine ongedierte ongemoeid gelaten, met uitzondering van die ene keer, toen hij de uitoefening van de hypnose in het openbaar verboden had. Wat hij echter van het begin af bedenkelijk gevonden had, was de grote ruchtbaarheid die de publiciteitsorganen aan het optreden van deze kleine knoeiers gegeven hadden. Vooral de pers was een wekker, die slapende misdadigers wakker maakte. Psychopaten waren er altijd geweest, maar niet elke psychopaat hoefde virulent te worden. Jarenlang konden zij ongevaarlijk blijven, rondlopen zonder te weten wie zij waren, totdat zij door de pers hun visitekaartje kregen aangeboden en zwart op wit te lezen kregen tot wat zij in staat waren. Op de grote misdaad, die door jongens van het vak, geschoolde specialisten werd bedreven, had de publiciteit niet veel invloed, maar er hoefde slechts een berichtje in de krant te verschijnen over een inktwerper, haarafsnijder of ruitenkrasser, of de amateurs kwamen aan alle kanten in actie. Zo was het ook deze keer weer gegaan. Dat artikel van die Taverne had de poppen aan het dansen gebracht en de malle vertoning met die hysterische juffrouw voor de televisie had er een complete rock and roll van gemaakt. Hypnose was in korte tijd een populair slaapmiddel geworden voor verdwaasden en verveelden, die de droom zochten en niet aan andere bedwelmende middelen konden komen. Steeds meer handige jongens, wier verleden meestal niet brandschoon was, boden zich aan om goedgelovigen, die niets waren en er geen verleden op na hielden, tegen vergoeding van een paar guldens een schaduw met voorgeschiedenis
| |
| |
te verkopen. Zo lang er verder niets gebeurde, kon je tegen deze zwendel niets uitrichten, omdat de handel in dromen en het verkopen van sprookjes aan volwassenen, niet strafbaar was.
Dank zij Taverne en de televisie, genoot zijn sectie de twijfelachtige eer om te worden beschouwd als het punt van oorsprong van de stroom van verdwazing, die in de laatste tijd door het land ging. Hij had de aangelegenheid al eens met de hoofdcommissaris besproken en beiden waren zij van mening geweest, dat er niets anders te doen viel dan paraat te blijven en onmiddellijk toe te slaan, als er iets over de schreef mocht gaan. Gewoonlijk duurden dergelijke rages niet lang en verdwenen zij vanzelf weer.
Zo was het gebleven, totdat zich een paar gebeurtenissen hadden voorgedaan, die Sibbelee deden besluiten om wat actiever op te treden. Het was begonnen met een kapster, die zich door een klant in een scheerstoel in slaap had laten brengen. De man, die pas als hypnotiseur was opgedoken, had het personeel van de kapperszaak eens willen tonen wathij presteerde. Hij deed het voor de reclame en men hoefde er hem geen cent voor te betalen. Binnen een paar minuten was het hem gelukt om de juffrouw die de meeste praatjes had, te doen inslapen. Een verleden had hij er niet uit kunnen krijgen, maar hij had de toeschouwers voldoende schadeloos gesteld, door de gehypnotiseerde te laten optreden als een wielrenner, die een wedstrijd winnen moest. Met opgetrokken rokken en voorover gebogen lichaam, had het meisje als een razende op haar denkbeeldig rijwiel zitten trappen, totdat zij er, zwetend en naar adem snakkend, bij neer gevallen was. Daarmee zou de geslaagde vertoning geëindigd zijn geweest, als het de hypnotiseur gelukt zou zijn om het meisje weder tot bewustzijn te brengen. Dit echter had hij, ondanks al zijn inspanning, niet kunnen klaarspelen, zodat men er ten einde raad tenslotte maar een dokter bij gehaald had. Ook deze had niets kunnen uitrich- | |
| |
ten, waarop men de slapende tenslotte maar naar een ziekenhuis had laten overbrengen. Een zenuwarts was het gelukt haar wakker te maken, maar toen bleek zij dermate van streek, dat zij niet naar haar woning had kunnen terugkeren. Zij verkeerde in een ernstige zenuwcrisis en de medici waren van mening, dat het nog geruime tijd zou duren, voordat zij de gevolgen van haar fietstochtje in de kapsalon weer te boven zou zijn. Sibbelee had proces-verbaal laten opmaken en de hypnotiseur, om de schrik er in te brengen, laten vasthouden. De rechter moest maar uitmaken of mijnheer Blieks kon worden vervolgd.
Het andere geval betrof de poging tot zelfmoord van de drogist David Gorris, die bewusteloos op zijn kamer gevonden en in ernstige toestand naar het ziekenhuis getransporteerd was. Ook een, zij het niet rechtstreeks slachtoffer van die hypnose-waanzin. Uit brieven die Gorris geschreven had was gebleken, dat het met zijn geduld gedaan was en hij nu eindelijk eens achter het geheim van de reïncarnatie wilde komen. Omdat het met hypnose bij hem niet ging, had hij maar besloten om het met zelfmoord te proberen. Of dit het voornaamste motief voor zijn daad geweest was, moest echter betwijfeld worden, daar uit een aan de beruchte pseudo-gravin gerichte afscheidsbrief aan het licht gekomen was, dat de nieuwsgierige jongeman ook in de liefde teleurgesteld was. Het zag er dus meer naar uit dat Gorris getracht had twee vliegen in één klap te slaan. Of deze poging tot zelfmoord aangrijpingspunten om tegen die hypnotiseurs op te treden bieden zou, scheen Sibbelee twijfelachtig. Er bleef echter een kans dat er meer voor de dag zou komen, als de artsen er in slaagden het leven van die man te redden en hij aan het praten gebracht kon worden.
En tenslotte dat verhaal over de merkwaardige genezing van die vrouw, dat hem pas ter ore was gekomen. Ongeloofwaardig,
| |
| |
maar het was hem verteld door een van zijn bekwaamste rechercheurs, een jongen die zich geen knollen voor citroenen liet verkopen. Hij kende dat schoolhoofd, wiens vrouw langer dan een jaar verlamd op bed gelegen had en die nu, na een hypnotische of magnetische behandeling, weer door de kamer strompelde. Dit knappe stukje werk zou zijn klaargespeeld door die zwendelaar van een dansleraar, die de gravin ontdekt en dat zaakje aan het rollen gebracht had. Goed nieuws voor de magiërs en hun slachtoffers, meer brandstof op het vuurtje dat hij, zonder blusmiddelen, moest doven. Want zelfs van dit geval, dat toch voor de strafrechter in aanmerking kwam, zou hij zijn handen wel moeten afhouden, omdat die geestenbezweerder dekking achter een medicus had gezocht.
Sibbelee wilde wel opruiming houden, niet minder graag dan de nog altijd gemoedelijke hoofdcommissaris die, nadat hij een schriftelijk verzoek om inlichtingen van de minister van justitie ontvangen had, het toch niet had kunnen nalaten om hem er op te wijzen, dat zijn sectie een Dorado voor wonderdoeners was. Om althans iets te doen en misschien wat meer te weten te komen, had hij Taverne maar eens verzocht om met hem te komen praten. Veel verwacht ik er niet van, had hij door de telefoon gezegd, maar misschien dat er door middel van de pers iets gedaan kan worden. Als jullie het zeggen, blijken de mensen wel te willen luisteren, had hij ironisch besloten. Taverne, die de politie nogal eens nodig had, wilde graag deze kleine wederdienst bewijzen en had niet lang op zich laten wachten.
- Je hebt ons wat aangehaald met je schrijverij, verzuchtte de commissaris, toen de journalist zijn verhaal gedaan had. Ik zal die dansmeester en zijn gravin maar eens hier laten komen. Dat moet een uitgekookt stelletje zijn, om een ouwe rot zoals jij er in te laten lopen.
| |
| |
- Dat ik er in getrapt heb is niet zo erg, maar voor iemand in jouw positie wordt het straks vervelender, als je zult moeten toegeven, dat jij dit zaakje evenmin kunt oplossen.
- Afwachten. Een proces-verbaal is geen krantenartikel. Het lokaas van de sensatie doet ons niets, daarom happen wij niet zo gauw. Ik geloof dat die hele soufflé van zwendel ineen zal ploffen als die juffrouw aan het praten kan worden gebracht.
- Probeer het, misschien heb je gelijk en breng jij er meer van terecht. Jij hebt de ervaring en de middelen. Zo nodig sta ik tot je dienst, als ik maar de primeur van de ontdekking krijg. Een ontmaskering zou een nieuw stuk kunnen opleveren, niet minder sensationeel dan het eerste.
- Wij zullen er iemand aanzetten, die doorkneed is in occulte zaken, een rechercheur die jaren bij de zedenpolitie is geweest. En denk jij eens na over een artikel over de gevaren van de hypnose, al was het alleen maar als een inleiding voor je eervolle terugtocht.
|
|